Speciale afl. Kermende Heggen
Speciale aflevering - Kermende Heggen

Dan denk je dat je alles wel een keer hebt meegemaakt. Maar nee, hoor. De week begon nog wel zo goed. Het was een mooie zondagmorgen. Ik lag rustig in mijn bedding en kabbelde wat voort onder een dunne deken van langzaam in flarden oplossende mist waar de zon al hier en daar doorheen begon te prikken. Op mijn oostelijke oever hoorde ik de hese roep van de fazant en het zachte getrippel van een paar reeën. Bij de oude veerstoep, waar vroeger de God met Ons nog over mij heen en weer voer, zag ik een paar auto’s in mijn richting rijden en parkeren in de berm langs de Veerstraat. Portieren sloegen zachtjes dicht, achterkleppen gingen piepend open. Een wat oudere en een nieuwere auto zo te horen. Gedempt overleg tussen twee mensen over het uitleggen van sporen voor hun honden in een weiland tussen de Maasheggen. Een lang spoor voor een ervaren wolfsgrauwe herder en een kort spoor voor een jonge hond. De ochtendnevel was verdwenen. Ik kon zien hoe twee vriendinnen al joggend de Veerstraat afkwamen en een dorpsgenoot groetten die in tegenovergestelde richting zijn ochtendrondje liep. De herdershonden liepen na elkaar hun spoor uit. Gedreven met de neus diep in het vochtige gras. Niet afgeleid door het autootje van de schapenboer dat op de Veerstraat passeerde. Een vrolijk zingende chauffeur en een laadbak vol bordercollies, niets bracht de speurende honden uit hun concentratie. Allemaal tevreden mensen die ochtend in mijn uiterwaarden. Gelukkige mensen ook, bezig zich lekker in te spannen. Een mooie zondag in het vroege voorjaar met heel wat fietsers op allebei mijn oevers. Hier uit de streek maar ook van verder weg. Dat hoorde ik duidelijk aan hun praten als ze heel dicht boven me waren bij hun overtocht met de Spes Vera. ’s Avonds kleurde ik rood. Niet van schaamte, maar van geluk. En natuurlijk van de zon die langzaam onderging achter de Cuijks kerktorens.
Hoe anders was de week die volgde. Ineens reden er felgekleurde machines met grote wielen mijn weilanden in. Binnen de kortste keren hoorde ik het geluid van motorzagen en versnipperaars. De schrik sloeg me om het hart. Het was aan de Veerstraat en de Kleinesteeg. Ik probeerde boven mijn oever uit te kijken, maar kon bijna niets zien. Een groot containerschip zoog een deel van mijn water weg en toen het gepasseerd was, kon ik me met enkele hoge golven opstuwen. Wat ik toen zag, vervulde me met afschuw. Eén machine was bezig meters meidoornhaag weg te maaien en een andere maakte er bossen van om ze makkelijk af te kunnen voeren. Of te versnipperen. Ik móest iets doen, maar wat? Ik kon moeilijk spontaan buiten mijn oevers treden. Ik realiseerde me dat ik mensenhulp nodig had. Dus kletste ik met een hoge golf over een krib waar twee scholeksters, wat kokmeeuwen en een aalscholver op zaten. Dat werkte. De vogels vlogen verschrikt op en cirkelden krijsend door de lucht. Even later vloog er bij een van de woningen aan het veer een deur open en sprong er iemand op de fiets om zich naar de snoeimachines te haasten. Een van mijn eeuwenoude Maasheggen was over een lengte van zo’n 150 meter tot een meter hoogte weggevaagd. Hoe kon zoiets gebeuren? Wie had daarvoor opdracht gegeven? Er werd gebeld en gediscussieerd en de snoeiactie werd stopgezet, maar er was al veel kapot. Voor veel vogels zou er geen plek meer zijn in de lente die eraan zat te komen.
Maar het kon nog erger. Nog geen twee maanden later was het weer raak. Ook dit keer werd, nota bene in het broedseizoen, een hele rij heggen tot aan de enkels afgezaagd en in de versnipperaar geschoven. Moedwil of misverstand? Het deed me pijn aan de oren, het was alsof ik het hout hoorde kermen. En ook nu werd er weer druk over en weer gebeld, werden excuses gemaakt en werden de werkzaamheden gestaakt. Maar voor hoe lang?
Ik weet dat de heggen regelmatig moeten worden gesnoeid om de wegen open te houden en ik zie ook dat dat gebeurt. En ik weet ook wel dat de heggen aan de Middelaarse kant van de Maas lang niet zo mooi zijn als aan de Brabantse kant. Die hebben niet voor niets de status van Europees cultureel erfgoed. De Middelaarse heggen zijn niet zo goed onderhouden, zeg maar gerust nogal verwaarloosd, met lange kale stukken en niet op tijd geknotte en daardoor in najaarsstormen gescheurde essen – een prachtige nestgelegenheid voor de specht en een feestmaal voor allerlei insecten. Niet moeders mooiste dus, maar die heggen zijn wel mijn heggen. Ze omzomen mijn weilanden en staan aan weerskanten van de oude landwegen die het Maasdal ontsluiten, zoals de Munnekenweg, de Kleinesteeg, de Veulenbroekstraat en de Neerveldstraat, allemaal namen uit een rijk verleden. En die heggen dragen mijn naam. De vogels en de dassen maakt het niet zoveel uit of de heggen er mooi of lelijk uitzien. Als ze er maar kunnen broeden en schuilen. Net zoals vroeger de koeien er beschutting onder vonden tegen de zon en de regen. Maar dat gaat niet meer als oude heggen, die soms al meer dan honderd jaar in het Maasdal staan, zo kort en lomp worden gesnoeid. Dan gaan ze namelijk dood. Leg dat maar eens aan de vogels uit.