Hendrik van der Top is, zoals we in een eerdere bijdrage hebben gezien, in 1942 naar Mook gekomen om een functie als secretaris-ontvanger te vervullen. In september 1943 kreeg hij de mogelijkheid om met zijn vrouw Riek Claassen in te trekken bij Jan van der Velden en zijn vrouw Jo van de Veer op A201[1]. Dat is het grote huis, tegenwoordig gemeentelijk monument, op de hoek van de Stationsstraat en de Middelweg in Molenhoek (zie foto). Een huurcontract werd niet opgemaakt. Een mondelinge afspraak was voldoende, althans in het begin. Uit de onderliggende correspondentie blijkt de relatie in november 1944 wat vertroebeld te zijn. Het begint met een brief van Van der Velden gedateerd op 20 november 1944, die naar het lijkt naar Cuijk is verhuisd of om de brief een zwaarder karakter mee te geven door deze op zijn bedrijfsbriefpapier schrijven. In de brief staat een aantal spellings/typefouten die Van der Top met rood potlood onderstreept heeft op het origineel. Die hebben we laten staan.
FIRMA JOH. VAN DER VELDEN & CO. HOUTWARENFABRIEK – CUYK VOORHEEN WED. VAN DER VELDEN TELEFOON No. 7 POSTCHEQUE No. 4. D. VELDEN, CUYK Inschrijving No. 100183 ter name van J. van der Velden
CUYK, 20. Nov. 1944
den Heer H. v. d. TOP, MOOK
Mijnheer,
Hartelijk dank voor Uw zeer vriendelijk schrijven. Iets dergelijks had ik wel van U verwacht, en het verwonderd mij dan ook geensinds een afgescheurd stukje papier van U te ontvangen, waarop met potlood eenige nu niet juiste beleefde woorden zijn gekrabbeld, terwijl er bovendien nog een dienstenveloppe bij gebruikt is, iets, wat niet Uw eigendom is. Verder kan ik U mededeelen, dat ik van U geen orders aanneem, Mogelijk kunt U een dergelijke toon tegen den een of anderen armen drommel, doch tegen mij niet. U bent meer dan een jaar voor niets bij mij geweest, hebt al dien tijd zeer veel van mijn eigendommen voor niets gebruikt, hebt steeds gebruik kunnen maken van mijn schuilkelder welke ik betaald heb, hebt zelfs zoo goed als nooit Uw telefoonrekeningen betaald, en dan verbeeld zich zoo iemand dat hij tegenover mij een toon aan slaan alsof hij mijn meerdere is. Mijnheer van der Top, ik neem U dit ten zeerste kwalijk. Wat Uw eigendommen betreft, kan ik U verzekeren dat ik dit reeds met Uw vrouw besproken heb, U hebt zelfs nog een deken vergeten te noemen. Heus, ik heb dat niet noodig. De kachelpijp is echter niet hier. Mogelijk is die bij Langen. Een lamp voor de Sectrearie kunt U op mijn kosten een koopen, of anders kunt U ze nemen uit Uw keuken of slaapkamer of overloop, dat zijn de mijne. Na Uw zoo prettig schrijven begrijpt U wel, dat ik niet kan toestaan dat U nog eigendommen van mij in gebruik hebt. Ik zal dan ook zoodra mogelijk bij U het volgende komen halen, en tegelijk Uw eigendommen medebrengen:
a. Alle vloerbedekking van Overloop, Zij- en Slaapkamer en Secret.
b. Lampen van de Slaapkamer en Overloop
c. Den haard
d. De aanrecht met gootsteen en bijbehoorende planken en kraan v.d. waterleiding.
e. De Electr. krachtleiding van beneden naar boven.
Verder hoop en vertrouw ik in Uw eigen belang, dat U, voordat ik weer in mijn huis terug ben, U een ander woonhuis zult hebben, aangezien ik onder geen enkele voorwaarde menschen als U in mijn huis wensch terwijl ik er zelf ben, en dat U alles in denzelfden toestand zult achterlaten als U het aangetroffen hebt, ook mijn eigendommen welke ik een dezer dagen kom halen.
Handgeschreven in het rood: 9 taalfouten
Uiteraard kan Van der Top deze verwijten en beschuldigingen niet over zijn kant laten gaan. In onderstaande brief – nota genaamd – gaat hij flink van start. Hij haalt alle argumenten uit de kast om Van der Velden van repliek te dienen. De brief laat zien hoe krachtig Van de Top zich weet uit te drukken en af zich weet af te bijten. Enige boosheid is hem niet vreemd. Die taalfouten zitten hem wel erg hoog, zo blijkt uit de eerste zin. Hij schrijft de nota als gemeentesecretaris.
H. van der Top, Gemeentesecretaris.
MOOK. 23 November 1944.
NOTA bestemd voor den heer J. van der Velden te CUYK, naar aanleiding van zijn brief van 20 November 1944.
Uit bovenvermelde brief, waarin 9 taalfouten voorkomen, heb ik gisteravond ontvangen. In antwoord daarop lijkt het mij dienstig U het volgende mede te deelen.
Toen einde Augustus 1943 de dreiging steeds grooter werd, dat Uw huis te Mook kon worden gevorderd voor de duitsche oorlogsslachtoffers, hebt Gij naar middelen omgezien, om Uw huis ten medegebruike te geven aan anderen, opdat Gij voor inkwartiering van duitschers of ontruiming zoudt worden gespaard.
Persoonlijk verkeerde ik te Mook in dezelfde omstandigheden en ik voelde dan ook veel voor Uw aanbod om mijn intrek met mijn gezin bij U te nemen, omdat ook ik wel een van de slachtoffers zou worden. Onze gelijkgerichte belangen zijn oorzaak geworden dat de samenwoning ernstig onder oogen werd gezien, dank zij Uw aanbod.
Mijn vrouw verlangde echter een afzonderlijke keuken en toen Gij dezen wensch vernaamt, waart Gij dadelijk bereid, de voormalige badkamer (welke bij U niet als zoodanig dienst deed) daartoe te laten inrichten. De kosten van aanrecht, gootsteen en plaatsing van een en ander hebt Gij voor Uwe rekening genomen. De vaste vloerbekleeding liet Gij liggen, waarmede wij instemden. In de eerste dagen van September 1943 kwam de overeenkomst mondeling tot stand en ik nam bij U mijn intrek, op de bovenverdieping, n.l. huiskamer, slaapkamer en keuken, met medegebruik van de W.C. enz. Over den huurprijs werd tevoren niets overeengekomen.
Toen ik U begin October 1943 op een avond een maandhuur van f 10,- a f 15,- per maand aanbood (daar had U recht op), weigerde Gij zulks pertinent, omdat Gij – het zijn ongeveer Uw eigen woorden - U er ook bij gebaat was, dat ik bij U inwoonde. Ook het feit, dat ik als gemeentesecretaris huisvesting in deze gemeente moest hebben en vrijwillig een grooter huis ontruimde, speelde voor U (en mij) een rol.
Onder getuigenis van Uw vrouw aanvaardde gij geen huur, waarna ik U heb toegezegd, het dan wel in natura te trachten te regelen, b.v. appels van mijn schoonouders’ bedrijf.
Ik verzoek U van deze verklaring nota te nemen. Het is steeds mijn vast voornemen geweest, U bij mijn vertrek huur te betalen onder de bewoordingen van "gebruiksvergoeding", hetgeen de loco-burgemeester kan beamen, omdat ik hem dit verteld had, toen gij zoo onbeschaamd waart om hem te vertellen dat ik gratis woonde.
Mocht Ge deze huur weigeren, dan zal ik haar met de wettelijke rente storten bij de Nederlandsche Bank in de consignatiekas, te Uwen behoeve.
Mocht Ge in den vervolge nog tegen iemand vertellen, dat ik gratis woon, dan zal ik strafrechterlijk doen vervolgen wegens laster. Ik bied U bij dezen aan, de huur (mits redelijk) reeds thans te betalen. In daartoe leidend geval verwacht ik Uw schriftelijk bericht.
2 -Vast staat dus wel, dat ik mondeling van U gehuurd heb een zitkamer, slaapkamer, tijdelijk ingerichte keuken en verder heb bedongen medegebruik van de W. C., enz.
Van deze overeenkomst wenschte Gij geen schriftelijk stuk, terwijl ook ik dit niet noodig achtte.
Den prijs der huur laat ik voorloopig aan U ter bepaling over, mits redelijk zijnde. (zie ad 1).
3 - Nu schrijft Gij mij, dat ge zult laten weghalen vloerbedekkingen, lampen, haard, aanrecht met gootsteen en bijbehoorende planken en waterleidingkraan, alsmede de electrische krachtleiding naar de keuken.
Het behoeft wel geen betoog, dat door het weghalen van:
a. aanrecht met gootsteen, bijbehoorende planken en kraan van waterleiding;
b. electrische krachtleiding van beneden naar de keuken,
de keuken haar bestemming verliest, welke haar bij mondelinge huur-overeenkomst is toegekend.
Zulks beteekent dus eenzijdige verbreking van de huur Uwerzijds, althans Gij ontneemt mij de mogelijkheid de als zoodanig verhuurde ruimte, “keuken” te noemen.
De huur is mondeling aangegaan en gij gelievet, dus deze huur op te zeggen met inachtneming van de voor mondelinge huur geldende regelen. Ik kan U al vast wel verklappen, dat er een "vorderingsbesluit woonruimte" bestaat, dat ik zoo juist ambtshalve heb ontvangen, waarin uitgebreide bevoegdheden van de overheid zijn vervat om woningen in gebruik te vorderen. Ook mijnerszijds zal niets worden nagelaten om van de faciliteiten van dat besluit te genieten. Ik zou deze zaak dus liever vriendschappelijk met U willen regelen, opdat Gij later tegenover den Loco-burgemeester geen onwil mijnerszijds kunt voorwenden.
Uiteraard zal ik dit huis zoo spoedig mogelijk verlaten, maar gezien den toestand waarin Mook verkeert, zal dit nog wel even aanloopen.
Ik vertrouw, dat Gij begrijp zult toonen voor deze moeilijkheden.
Het gemeentebestuur van Mook c.a. zal mij – aldus de toezegging van den loco-burgemeester - helpen bij het zoeken van een geschikte woongelegenheid voor mijn gezin in Mook, dat ook om ambtelijke redenen wenschelijk is.
Uit het bovenstaande zult gij dus hetvolgende moeten concludeeren:
a. weghalen van hooger genoemde keuken-voorwerpen beschouw ik als eenzijdige huurontbinding, althans onmogelijkheid om het mondeling gehuurde gedeelte als zoodanig te gebruiken;
b. ik zal beletten, dat gij de onder a en b genoemde voorwerpen weghaalt.
Als eersten maatregel ontzeg ik U bij dezen uitdrukkelijk de bevoegdheid, mijn vertrekken te betreden. Overtreding van dit verbod zal ik bij de politie moeten melden als huisvredebreuk. Ik hoop echter dat gij geen onredelijke handelingen zult verrichten. Blijkt deze hoop ijdel, dan zult Gij tegenover U vinden iemand, die U op gepaste wijze zal weerstaan.
Ik geef U echter volle bevoegdheid, te verwijderen den haard, lampen in overloop en slaapkamer. Ik geef U daartoe ook de bevoegdheid, behoudens nadere preciseering ter plaatse, mijn woonvertrekken te betreden.
Het lijkt me echter een flink karwei, gezien de daarop geplaatste meubelen. Denk aan de safe van ettelijke honderden kilogrammen in de secretarie-ruimte.
4 - Gij hebt met de keukeninventaris vergeleken de bij U (van mij) opgeslagen waschteil en nog enkele andere voorwerpen. Hieromtrent bestond echter geen overeenkomst, zoodat het mijn goed recht was, deze voorwerpen terug te eischen, temeer omdat mijn vrouw in de onmogelijkheid verkeerde, den wasch te laten verzorgen.
Omgekeerd – bij gebreke van behoorlijke gedetailleerde afspraken – geef ik U de gelegenheid vloerbedekking enz. weg te nemen.
5 - Overigens schrijft Gij nog over enkele andere aangelegenheden, waaromtrent mij het gewenscht lijkt, U mijn meening kenbaar te maken,
a. Schuilkelder. Ik en ook mijn vrouw, stellen het op hoogen prijs, dat Gij ons steeds zoo welwillend van de schuilkelder gebruik liet maken. In deze toondet Gij een vooruitzienden blik. Daarvoor mijn dank;
b. Telefoonrekeningen. Mijn vrouw verklaart mij pertinent, dat ze steeds zoo goed mogelijk aan U de betaalde de kosten van gevoerde telefoongesprekken. Mocht Ge daarin tekort ontvangen hebben of mocht Ge tevens zekere vergoeding per gesprek ontvangen willen voor uw vaste kosten, dan stel ik U voor, mij alsnog zoveel in rekening te brengen, dat ik betaal hetzelfde tarief als geldt voor een openbare telefooncel. Een en ander dient uiteraard belegd te zijn met de betreffende telefoonrecus, welke – naar ik mag veronderstellen – nog in Uw bezit zijn. Persoonlijk bewaarde ik die van het raadhuis zeer trouw, maar door den brand zijn ze verloren gegaan; Nadat het algemene telefoonverkeer door duitschers is gestaakt, werd mij later uit luchtbeschermingsoverwegingen weder telefoonverbinding gegeven. Gij en Uw vrouw maakten steeds – met mijn stilzwijgende toestemming – van dit toestel (dat voor ambtelijk gebruik diende) gebruik. Ik verwacht daarvoor geen dank, maar ik verwacht ook geen lasterpraatjes. De kosten van abonnement en gesprekken zijn dus voor gemeenterekening. Tegen overlegging daarvan zal ik bevorderen, dat U deze kosten vergoed worden, waartegenover Gij mij mij minstens vergoeden moet de telefoongesprekken naar rato van hetgeen ik U voor gevoerde gesprekken alsnog zou moeten bijbetalen.
c. Het electriciteitsverbruik was in dit huis nogal hoog, hoewel blijvende binnen de gestelde rantsoeneeringsgrenzen.
Ik weet niet, of Uw vrouw U ooit verteld heeft, dat mijn echtgenoote haar – helaas zonder kwitantie, omdat goede trouw verondersteld werd – maandelijks betaalde:
1. de halve vastrechtkosten;
2. de zegelkosten, omdat wij de oorzaak waren dat de kwitantie boven de f 10,- steeg;
3. afgerond 200 kwh, hoewel wij dit lang niet verbruikten, maar ons verplicht achtten over zulke kleine dingen geen moeilijkheden te maken, temeer niet, omdat Gij over een hooger rantsoen beschikte dan wij.
d. Natura-leveringen. Van mijn schoonouders betrokken wij een kleine hoeveelheid appelen, welke wij U als tegenprestatie aanboden, ervan uitgaande, dat Gij geen huur verlangde. Nu dit anders is, zal ik zoo vrij zijn, hiermede bij de afrekening rekening te houden.
Ik ben hiermede voorloopig gekomen aan het einde van mijn eerste antwoord op Uw brief. Ik weet nog niet, wat gij den Loco-Burgemeester hebt te schrijven - het is nog vroeg in den morgen - maar zoo Gij de onbeschaamdheid zult hebben een w e d erom te mengen in persoonlijken dingen tusschen U en mij, dan zal ik hem een afschrift ter hand stellen. Voor dat geval heb ik bij voorbaat een doorslag van dezen brief gemaakt.
Ten slotte rest mij nog een verklaring.
Mijn "gekrabbel", zooals Gij dat noemt, is inderdaad dat woord waard. Maar, het plotseling vertrek van een mijner ambtenaren naar Cuijk was een goede gelegenheid een woordje op schrift mede te geven, want zijn vrouw was niet in de gelegenheid de periodieke wasch te doen. Vriendenhanden hielpen haar echter door deze moeilijkheden heen.
Mocht Gij U dus gegriefd achten door het "telegram", dat ik U zond, dan aanvaarde U daarvoor mijn excuus. Verder kan ik niet gaan. De kwestie van de dienstenveloppe gaat buiten U om; ik zou daarvoor wel een verklaring kunnen geven, maar ik voel me jegens U daarover niet verant-woord. Bij gebleken noodzaak kan ik hierover den Loco-burgemeester wel inlichten.
Ik meen het hierbij te mogen laten. Mocht gij een of andere onbeschaamdheid of aantijging aan mijn adres richten in den brief aan den Loco-Burgemeester, dan zal ik daarop alsnog per aanvulling van dezen antwoorden.
Met het bovenstaande vertrouw ik U voorloopig voldoende te hebben geantwoord.
Inmiddels, handtekening
We weten niet of er tussentijds nog meer correspondentie is geweest, ook niet of er inderdaad spullen uit het huis zijn weggehaald. Op 20 maart 1945 schrijft Van der Top onderstaande brief aan Van der Velden.
H. van der Top Mook, 20 Maart 1945.
Aan den heer J. van der Velden, Mook.
Gedurende den tijd, dat wij bij U inwonend zijn geweest, moet nog huurafrekening worden gehouden, hoewel U aanvankelijk aan mij mededeelde, hierop geen prijs te stellen.
Per postwissel heb ik heden het volgende aan U overgemaakt: huur f 175,- per jaar (conform personeele bel.):
1 Sept '43 - 1 Sept '44 f 175,-
Sept en Oct '44 2 mnd f 29,16
f 204,16
geleverde appels te Mook en Amsterdam (welke nu ook verrekend dienen te worden, daar ze bedoeld waren als compensatie in natura) ongeveer f 60,-
f 144,16
electriciteit; mijn vrouw betaalde U 200 kwh per maand, hoewel ons verbruik nooit hooger kon zijn dan 125 kwh en deze raming is nog aan den hoogen kant. Te verrekenen:
75 kwh x f 3,1 ct x 14 mnd = f 24,18
f 119,98.
afgerond f 120,-
Inmiddels, [handtekening]
De relatie met Van der Velden is door deze briefwisseling niet verbeterd. In latere bijdragen op Maasburen zullen we laten zien dat Van der Velden samen met de afgezette burgemeester Sengers klachten gaat indienen tegen Van der Top, die leiden tot een onderzoek door de Politieke Recherche. En daarmee komen we weer bij Sengers uit.
Meer informatie over Sengers:
1 - https://maasburen.nl/berichten/hoe-zit-het-nu-eigenlijk-met-burgemeester-sengers
2 - https://maasburen.nl/berichten/nog-meer-over-burgemeester-sengers
3 - https://maasburen.nl/berichten/burgemeester-sengers-en-de-inkwartieringsgelden
4 - https://maasburen.nl/berichten/sengers-als-rentmeester-houtverkoper-en-verzekeringsagent
5 - https://maasburen.nl/berichten/terugkeer-van-de-gestaakte-burgemeester-sengers-liever-niet
6 https://maasburen.nl/berichten/hendrik-van-der-top-de-secretaris-onder-burgemeester-sengers
Bronnen:
Regionaal Archief Nijmegen, gemeentearchief Mook en Middelaar
Hoe was het toen? Huizen en bewoners september 1944 in de gemeente Mook en Middelaar. Uitgave: Stichting Heemkundekring De Grenssteen, september 2001.
[1] Bron: Hoe was het toen? p.430-431