Op 14 november 1945 verscheen er in Nijmeegse editie van De Gelderlander het volgende bericht:
Gestaakte burgemeesters weer in functie?
Naar verluidt heeft de minister van Binnenlandsche Zaken, dr. Beel, den nadrukkelijken wensch te kennen gegeven, dat alle burgemeesters, aan wie een stakingsbevel is gegeven, met ingang van 1 Dec. a.s. weer in hun ambt worden hersteld. Volgens den minister dient slechts een uitzondering te worden gemaakt voor die burgemeesters, van wie met groote zekerheid kan worden aangenomen, dat aan hen ontslag zal moeten worden verleend. De definitieve beslissing omtrent het eventueel verleenen van ontslag van burgemeesters, moet op verlangen van dr. Beel vóór 1 Jan. 1946 worden genomen. Hetzelfde geldt met betrekking tot provinciaal- en gemeentepersoneel.
Zoals eerder beschreven betrof dat stakingsbevel – is: de opdracht de functie neer te leggen – ook burgemeester Sengers. Dat stakingsbevel kwam op 2 maart 1945 van de kant van de Commissaris der Koningin, nadat Sengers al eerder door de militaire autoriteiten uit zijn functie als burgemeester was gezet.
Bovenstaand bericht in De Gelderlander maakte bij de waarnemend burgemeester en het personeel van de secretarie in Mook en Middelaar wel wat los, zo blijkt. Slechts een paar dagen later – 19 november 1945 – werd er een brief gestuurd naar de Minister van Binnenlandse Zaken, dr. Beel, die er niet om loog en duidelijk maakte hoe tegen Sengers werd aangekeken. Een afschrift ging naar de Commissaris der Koningin in Limburg.
Onderwerp: Terugkeer van een gestaakten burgemeester
Zijne excellentie den Minister van Binnenlandsche Zaken, te 's-Gravenhage.
Excellentie,
De ondergeteekenden veroorloven zich het volgende te Uwer kennis te brengen.
Bij besluit van den heer Commissaris der Koningin in de provincie Limburg van 2 Maart 1945, no. 323 Kabinet, is aan den heer H. J. J. Sengers bevolen de uitoefening van zijn ambt als burgemeester der gemeenten Mook en Middelaar en Ottersum te staken.
In de provinciale editie van het dagblad "De Gelderlander" van 15 November 1945[1] wordt v e t gedrukt een bericht opgenomen, dat het Uw nadrukkelijken wensch is, dat alle burgemeesters, aan wie een stakingsbevel is gegeven, met ingang van 1 December 1945 weer in hun ambt worden hersteld. Eene uitzondering zou slechts gemaakt worden voor hen, van wie met groote zekerheid kan worden aangenomen, dat aan hen ontslag zal moeten worden verleend.
De ondergeteekenden, vormende het voltallig personeel ter secretarie der gemeente Mook en Middelaar, hebben zich beraden omtrent den toestand, welke bij terugkeer van den heer Sengers zou worden geschapen. Om dien toestand zuiver te zien, moet noodwendig een blik geworpen worden in den afgeloopen bezettingstijd. De feiten hier te releveren heeft geen zin; er bestaat over de gedragingen van den heer Sengers een lijvig dossier.
Zij meenen, dat de heer Sengers tegenover den onderdrukker niet d i e houding heeft aangenomen, welke respect vermocht af te dwingen van de bevolking en van het onder zijn gezag gesteld secretariepersoneel.
Ook de houding van den heer Sengers tegenover dit personeel gedurende de afgeloopen maanden is, zoo niet vijandig, dan toch hoogst agressief geweest. Pogingen tot toenadering, door den eerst-ondergeteekende ondernomen[2], werden schriftelijk en sarcastisch beantwoord. Over- en - weer wordt dan ook niet meer gegroet.
Een groot deel der bevolking neemt dezelfde houding aan; een aantal ja-broers verdedigen zijn beleid.
De ondergeteekenden meenen - waar mogelijk en doenlijk - in den bezettingstijd, zonder illegaal georganiseerd te zijn geweest, de belangen van het Rijk te hebben gediend. Maar hun werk valt in het niet bij de overweging, dat zooveel personenen het hoogste offer moeten brengen : hun leven. Dit is van hen niet gevraagd geworden.
Niettemin, zij willen het voorbeeld, gegeven door hen die vielen, tot richtsnoer maken. Een groot offer moet desnoods gebracht worden. Zij meenen, dat terugkeer van den heer Sengers, die geschipperd heeft met den onderdrukker, een beleediging is voor hen, die gevallen zijn voor vrijheid en recht.
Zij hebben dan ook eenparig besloten om in het uiterste geval hun functie neer te leggen met ingang van den datum van terugkeer van den heer Sengers.
Zij willen geenszins treden in de bevoegdheden van het Hooger Gezag, dat belast is met de moeielijke taak der zuivering [3], maar zulks neemt toch niet weg, dat naar hun meening terugkeer van den heer Sengers indruist tegen het rechtsgevoel van hen en van een groot deel der inwoners dezer gemeente.
Mook, 19 November 1945.
't Welk doende,
Het voltallig personeel ter secretarie der gemeente Mook en Middelaar,
H. van der Top, Gemeentesecretaris-ontvanger, ambtenaar van den burgerlijken stand, waarnemend-burgemeester.
J. W. Chr. van Weegen, 1ste ambtenaar ter secretarie, waarn.-gemeente-ontvanger.
J. J. Teunissen, ambtenaar ter secretarie.
Afschrift van dezen brief is gezonden aan den heer Commissaris der Koningin in de provincie Limburg, ter kennisneming.
Een volgende keer meer.
Bron: Regionaal Archief Nijmegen, archief gemeente Mook en Middelaar
[1] Dit bericht stond in de Nijmeegse editie van De Gelderlander op 14 november 1945, en blijkbaar een dag later in de provinciale editie.
[2] Zie https://maasburen.nl/berichten/burgemeester-sengers-en-de-inkwartieringsgelden
[3] In het Centraal Archief Bijzondere Rechtpleging zijn daarom dossiers over Sengers beschikbaar.