In een eerste bijdrage hebben we gezien welke gedragingen in de richting van de Duitse bezetters burgemeester Sengers kwalijk werden genomen. In de tweede was er aandacht voor wat meningsverschillen tussen Sengers en de gemeentesecretaris Van der Top. In de derde ging het over inkwartieringsgelden en de wijze van betaling.
Deze keer gaat het om de functie van Sengers als rentmeester van het Landgoed Mookerheide. Hij deed dat namens Antonie Marinus Vroeg, die in 1910 het landgoed kocht van Jan Jacob Luden. Vroeg trouwde in 1928 met een Amerikaanse operazangeres Jessie Louise Parkinson, die niet erg gelukkig was op het Jachtslot. Mede daarom vestigden zij zich in 1934 in Montreux. Sengers wordt vanaf dat moment rentmeester van het landgoed. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog waren Vroeg en zijn echtgenote in de Verenigde Staten.
Vanaf juni 1940 is het Jachtslot in beslag genomen door de Duitse bezetter. Het werd gebruikt als vergaderlocatie en ontspanningsoord voor de Waffen-SS. Aan het eind van de oorlog hebben daar tijdelijk Amerikaanse militairen vertoeft en later is het Jachtslot gevorderd door de gemeente Mook en Middelaar om geëvacueerde bewoners uit met name Middelaar, dat vrijwel volledig verwoest was, onder te brengen.
Onderstaand schrijven van 8 mei 1945 aan de Militaire Commissaris voor Noord-Limburg gaat over het rentmeesterschap van Sengers, waarvan hij door de Commissaris der Koningin ook [1] ontheven was en zijn ondernemerschap om brandhout te verkopen. Blijkbaar was hij via een stroman ook nog verzekeringsagent, een functie die officieel niet te verenigen was met het burgemeesterschap. Van der Top, op dat moment waarnemend burgemeester komt met een voorstel voor een alternatieve bemensing van het rentmeesterschap. Hij wil ook de bevolking in bescherming nemen in relatie tot Sengers als houtverkoper.
Aan den heer Militairen Commissaris voor Noord-Limburg.
Venlo.
Beheer Landgoed Mookerheide en ontheffing eener verzekeringsportefeuille.
8 Mei 1945.
In een onderhoud, dat ik vorige week ten raadhuize alhier met U mocht hebben, heb ik ter sprake gebracht de vraag, of het niet wenschelijk zoude zijn, dat de heer H. J. J. SENGERS, die op 2 Maart j.l. door den Commissaris der Koningin in Limburg is gestaakt als burgemeester der gemeenten MOOK EN MIDDELAAR en OTTERSUM, mede ontheven werd van het beheer van het landgoed de MOOKERHEIDE, eigendom van den heer A. M. Vroeg, bankier, Nederlander, wonende ergens in de Vereenigde Staten van Noord-Amerika.
Het landgoed omvat een bezit van 133.31.50 ha bosch en heide. Belastbare opbrengst ingevolge de wet op de grondbelasting voor het ongebouwde gedeelte f 881,77 en voor het gebouwde deel f 3833,--.
Tijdens de duitsche bezetting was het tot vijandelijk vermogen verklaard en het beheer berustte onder toezicht van een Verwalter te Arnhem bij den heer Sengers voornoemd.
Ik heb stellig den indruk, dat de heer Sengers zich, vooral op politiek gebied, een positie en invloed wil verwerven door middel van houtverkoopen uit het landgoed. U weet, hout is tengevolge van heerschend brandstoffengebrek een welkom artikel. Ik acht het niet juist, dat de bevolking aldus gedwongen wordt in nauw contact te komen met iemand, die zijn functie als BURGEMEESTER heeft moeten staken.
Verder is de heer Sengers – zij het door middel van een strooman, n.l. P. P. Kersjes, die arbeider is op het landgoed, agent van een uitgebreide assurantieportefeuille. De strooman was noodig, omdat het provinciaal bestuur van Limburg het niet goedkeurde, dat de burgemeester deze portefeuille beheerde. Toen evenmin werd goedgevonden dat zijn echtgenoote als "agente" optrad, werd daarmede "belast" de boschwachter van het landgoed, hoewel hij daarvoor geen of uiterst lage vergoeding ontving.
Het wordt m.i. tijd, dat ook aan deze uitwassen een einde wordt gemaakt. Een moeilijkheid is echter, de voorziening in de vacatures. Wat betreft de assurantie-portefeuille, dit moge ik aan U overlaten.
Ten aanzien van het landgoed schijnt het mij, dat een commissie van beheer het meest aanbeveling verdient omdat hier verschillende belangen te behartigen zijn, n.l. die van boschcultuur, van brandhoutverkoop, van natuurschoon, van houtproductie voor wederopbouw, van niet-benadeeling van eigen inwoners dezer gemeente, enz.
Het wil mij voorkomen, dat al deze belangen hun vertegenwoordiger vinden indien een beheerscommissie wordt gevormd op den volgenden grondslag:
a. boschbouw: de heer Van de Weijer, boschwachter bij staatsboschbeheer in de houtvesterij Nijmegen, wonende te Malden, Rijksweg;
b. wederopbouw: de hoofden van dienst van den wederopbouw boerderijen en den civielen wederopbouw, werkende in deze gemeente, qualitate qua;
c. overige belangen: de gemeente-opzichter of een anderen vertegenwoordiger, aan te wijzen door het college van burgemeester en wethouders dezer gemeente.
Deze commissie van 4 verricht alle beheersdaden, eventueel onder nadere goedkeuring van het gemeentebestuur, zoover het vermogensrechtelijke handelingen betreft. Op deze wijze kan het gemeentebestuur toezien, dat niemands belangen worden verwaarloosd en openbaarheid van hetgeen verricht wordt, is meer gewaarborgd. Nu wordt meermalen "vriendjespolitiek" bedreven.
Ik vertrouw, dat U de door mij gedachte oplossing als een aanvaardbare zult kunnen aanmerken. Mijne bedoeling is slechts deze: eerlijkheid bevorderen en gelijkberechtiging voor iedereen.
DE BURGEMEESTER VAN MOOK EN MIDDELAAR,
[Handtekening Van der Top]
wnd.
Of deze brief tot verandering van het rentmeesterschap heeft geleid hebben we in het gemeentearchief niet aangetroffen.
Bron: Regionaal Archief Nijmegen, archief gemeente Mook en Middelaar
[1] Hij was al door de Commissaris der Koningin al uit zijn functie als burgemeester gezet.