Maatschappelijk werkster tussen Waal en Maas
Phil Soyer (spreek uit: Swaajee) is geboren in 1935 in Nijmegen (Nijmegen-Oost). Ze is echter geen echte Nimweegse, want thuis mochten ze niet plat praten, denk erom; dus spraken ze geen ABN (Algemeen Beschaafd Nimweegs), maar ABN (Algemeen Beschaafd Nederlands). Zij is de derde uit een gezin van 11 kinderen.
Haar vader werkte op een schoenfabriek in Nijmegen; eerst bij Swift en later bij Nimco. Om het gezinsinkomen te verhogen maakte hij thuis leren horlogebandjes. Moeder had een map met voorbeelden waarmee zij de winkels langs ging. Vader maakte de bestelde bandjes en moeder zorgde er ook voor dat ze weer op de goede plek terecht kwamen. De oudste zus van Phil schreef de facturen uit, want die had een mooi handschrift.
Phil heeft op de lagere school gezeten op de Groesbeekseweg (hoek Heyendaalseweg) bij ‘nonnen met een witte kap’. Na de lagere school moest ze naar de Huishoudschool in de Stephanusstraat; haar zus echter mocht naar de Mulo. Zij vond de school zo vreselijk dat niet eens meer weet of ze de school heeft afgemaakt. Zij wilde heel graag verpleegster worden, maar dan had ze minstens een Mulo-diploma nodig. Toen ze 15 jaar was is ze naar de avond-Mulo gegaan en heeft daar haar vereiste diploma gehaald. Moeder echter vond dat ze in de verpleging veel te hard moest werken; ze moest maar naar kantoor, want ze had ook steno en typen geleerd. De mevrouw van de steno- en typelessen had wel eens tegen Phil gezegd dat ze 2 nichtjes had die in het ziekenhuis in Hilversum werkten; die hadden het zeer naar hun zin daar. Ondertussen zat Phil op kantoor bij de voormalige kledingzaak Oostvogel in Nijmegen (van Welderenstraat). De boekhouder van dat kantoor heeft haar overgehaald om toch de verpleging in te gaan. Phil schreef buiten medeweten van haar ouders een sollicitatiebrief naar het ziekenhuis in Hilversum. Op een dag kwam zij thuis en liet haar moeder haar de antwoordbrief van het ziekenhuis zien; zij had die geopend (zoals alle ouders in die tijd met de post aan de kinderen deden) en vroeg aan Phil: ‘Wat is dit?’ Waarop Phil antwoordde: ‘Ik zou het niet weten want ik heb het niet eens gezien’. In die brief stond een uitnodiging om op sollicitatiegesprek te komen. Phil naar Hilversum en op 5 september 1955 werd ze aangenomen; ze was toen bijna 19 jaar. Moeder liep zich vervolgens het vuur uit de sloffen om alles wat ze nodig had voor de opleiding, zoals uniformen, te verzamelen.
Phil kreeg een kamer in het ziekenhuis die ze moest delen met nog een andere leerling-verpleegkundige. Na 3 maanden kregen alle aspirant verpleegkundigen te horen of ze op de opleiding mochten blijven. Eén van die leerlingen moest een keer waken bij een terminale patiënt. Zij zei tegen de patiënt: ‘Meneer, bent u ook zo blij dat u nog leeft?’ Op dat moment kwam de rector langs, hoorde dat en gaf het hoofd van de opleiding de opdracht betreffende leerling maar te verwijderen vanwege ongeschiktheid. Haar kamergenote kwam uit Amsterdam en verliet de opleiding ook na 3 maanden, want die miste haar ‘lief’. Een nieuwe kamergenote diende zich aan in de persoon van Ada, de zus van Frans (haar toekomstige man). En zo is het begonnen. Regelmatig kwam Phil over de vloer bij Ada thuis, want de moeder van Ada zag dat zij niet zo vaak naar Nijmegen ging vanwege de afstand. Het jongste broertje van Ada (6 jaar in die tijd) zei op een keer dat Frans maar met Phil moest gaan trouwen. ‘Dat zou ik maar niet doen’ zei Ada’s moeder, ‘want die twee vechten elkaar het huis uit’. Zij zag namelijk haar Fransje en de temperamentvolle Philomena en dacht dat het samen helemaal niets zou worden.
Ook Ada wist van koppelen want zij liet zich een keer ontvallen: ‘Weet je dat Frans belangstelling voor jou heeft?” waarop Phil antwoordde: ‘Als ie maar niet denkt dat ik iets met hem wil, hoor!’. En kijk nou eens, 60 jaar later.
Na de verpleegkundige opleiding solliciteerde zij bij het stads- en academisch ziekenhuis in Utrecht om dicht bij Frans te zijn natuurlijk. Zij dacht slim te zijn en solliciteerde op een baan op een polikliniek. ‘Dan hoef ik alleen maar overdag te werken’, dacht ze. Op de polikliniek Heelkunde was een plaats vrij maar het bleek dat daar ook de Eerste Hulp aan gekoppeld was. Dus dat betekende ook 24 uur per dag bereikbaarheid en als je nachtdienst had moest je 14 nachten werken. Zij had zich dus deelrijk vergist maar is blijven werken tot op het moment dat ze trouwde, op 1 juni 1959. Toen werd ze ontslagen, 24 jaar oud. Dat was vroeger zo als vrouw.
(wordt vervolgd)