De omgeving van Plasmolen was reeds in vroeger tijden een geliefd gebied voor vreemdelingen om te verpozen. Er was geen VVV voor nodig om het te promoten of motto’s als “Vis ‘t Noord-Limburg” of Leisure Port. Plasmolen en met name de St.-Jansberg waren ook in de 19e eeuw duidelijk een omgeving die het bezoeken waard was. In Het Nieuws van den Dag: kleine courant van 25 juni 1880 verscheen een prachtige, beeldende beschrijving van het gebied. Als je die beschrijving leest en je kent het gebied een beetje dan zie je het voor je. Het nieuws van den Dag: kleine courant was een dagblad dat verscheen in Amsterdam. Een driemaandelijks abonnement bedroeg f 1,60. Inwoners van Rotterdam ‘s Gravenhage, Utrecht, Leiden, Arnhem, Haarlem, Delft, Gouda en Alkmaar waren 20 cent per drie maanden meer kwijt. Woonde je in de overige plaatsen des Rijks dan ging het je f 2,00 kosten.
Het verspreidingsgebied laat zien dat door vrijwel iedereen in den lande kennis kon worden gemaakt met onze regio.
Je zou kunnen proberen de wandeling aan de hand van deze beschrijving te maken. Het gebied is nog steeds de moeite waard om te bezoeken.
Wandelingen door de omstreken van Nijmegen.
DOOR B. TER HAAR Bz.
De St. Jansberg
Al behoort de St. Jansberg niet tot de onmiddellijken omtrek van Berg-en-Dal, waarvan hij ongeveer twee uur is verwijderd, toch biedt hij zoovele schoone natuurtafreelen aan, van al wat wij tot nu toe zagen weer geheel onderscheiden, dat hij ook in deze beschrijving zijne plaats niet mag missen. Wie dezen tocht per rijtuig ondernemen wil, moet zich een omweg getroosten, daar de weg, die van Berg-en-Dal naar Groesbeek voert - in dit geval de kortste - zelfs ternauwernood voor een kar bruikbaar is. Men rijde door de Meerwijk naar den weg van Nijmegen op Groesbeek, ga vandaar op laatsgenoemd dorp en vervolgens door de buurtschap Grafwegen naar den St. Jansberg. Wie tegen de wandeling niet opziet, neme den reeds beschreven weg op Groesbeek en ga het dorp van de Noord- naar de Zuidzijde door. Den Zuidermolen aan de linkerhand voorbijgegaan, volge hij de Herwenzaadsche straat, die voor hem ligt en die hem na een half in de buurtschap Grafwegen voert, waar een spoor aan de rechterhand, dat over eene hofstede loopt en later tusschen bouwlanden doorkronkelt, hem eindelijk op den St. Jansberg zal brengen.
Gelijk de naam reeds aanduidt, heeft op een der heuvelen van het tegenwoordige landgoed een huis der ridders van St. Jan gestaan, die ook te Nijmegen eene Kommanderij hadden. Van daar, dat die top nog heden de Kloosterberg heet. Romeinsche oudheden, voor enkele jaren in de nabijheid uitgegraven, hebben echter het bewijs geleverd, dat de ridders van St. Jan niet de eerste bewoners van dit schoone plekje zijn geweest, maar dat de Romeinen ook hier, gelijk op alle geschikte plaatsen aan onze hoofdrivieren, eenmaal een wachtpost hadden.
Nadat dit thans zoo fraaie landgoed langen tijd domeingrond was geweest, kwam het, ongeveer eene halve eeuw geleden, in handen van den Heer Van Riemsdijk te Maastricht. Aan zijn schoonzoon, Baron van Verschuer, komt de eer toe van de vele en groote verbeteringen, door het aanleggen van wegen, de regeling van den afvoer van water, enz. hier aangebracht.
Wanneer wij van Grafwegen komen, staan we aan de achterzijde van het huis. Slaan wij nu linksom, volgen wij langs de boerenhofstede den zandweg in oostelijke richting, slaan wij vervolgens een der paden aan onze rechterhand in, dan zien wij van den top des heuvels op een dal neer, waarvan de hellingen met schoon geboomte prijken en op welks bodem twee groote vijvers ons tegenblinken. De koepel, aan de helling des heuvels tusschen het groen half verscholen, maakt, hier een alleraardigsten indruk. Beneden dat koepeltje bespeuren wij den aanleg van een kunstmatige waterval, uit boomstronken en wortels samengesteld en met weelderige klimplanten en varens omslingerd. In den grooten vijver ontdekken wij de pijp van een fontein. De groote moeite, aan het oppompen van het water verbonden, is oorzaak, dat die waterval slechts bij bijzondere gelegenheden loopt. Wenscht men de vallei op zijn gemak te doorwandelen, dan is een beleefd verzoek om een gids aan het tuinmanshuis voldoende om dien wensch vervuld te zien.
Wij keeren thans op onze schreden terug en begeven ons naar de andere zijde van het huis.
Maar niet den weg aan onze linkerhand afgedaald. Dan zouden we van het schoone van den Jansberg weinig te zien krijgen. Neen, wij gaan de lariksenallee, die voor ons ligt, in, en loopen rechtuit. Aan het eind dier allee zien wij aan onze linkerhand in eene dichte boschvallei, de hellekuil, neer. Zoo telt dit landgoed er vele. Niet alleen de wandelaar, ook de botanicus en de entomoloog houden deze plekjes in eere, omdat hier de planten- en de insectenwereld een rijken oogst opleveren. Zulke schoone en krachtige varens en reusachtige equicitaceën[i] als hier groeien, treft men in ons land zelden aan.
Verder gaande ontdekken wij aan onze linkerzijde eenige trappen, die in den heuvel zijn aangebracht. Dit pad hebben wij maar te volgen. Het voert ons heuvel op heuvel af. Welk een ruim vergezicht in de provinciën Brabant, Limburg en Gelderland, in Nederland en Duitschland! Maar boven al: hoe schilderachtig ligt daar het landhuis, hoe schoon is bet gezicht op die bosschen en valleien rechts!
Zijn wij den laatsten heuvel afgedaald, dan komen wij aan een weg, die links naar den straatweg van Nijmegen op Venlo, rechts weer naar de bosschen en heuvelen van den St. Jansberg voert. Aan de overzijde van den straatweg zien wij een waterplas, aan welks Zuidzijde een huis verrijst. Dat is eene in deze streken welbekende uitspanning, de Plasmolengenaamd, waar wij van onzen tocht kunnen uitrusten en waar men een schoon gezicht op de dicht begroeide heuvelen van den St. Jansberg heeft.
Vooraf evenwel nog een klein uitstapje, dat de moeite, dubbel loont. Voordat wij den op den straatweg uitkomenden zandweg bereikten, waarvan zooeven sprake was, moesten wij een beekje oversteken. Wij volgen nu - eer wij de herberg de Plasmolen gaan opzoeken - links afslaande, het pad langs dit beekje nog eenige oogenblikken. Een verrukkelijk plekje, vooral op een warmen zomerdag! Het kristalheldere water vloeit daar zoo rustig over den zandigen bodem. Aan de eene zijde verheft zich de dicht bewassen heuvel, aan den anderen kant schemert het landschap door het kreupelhout heen! Wilde kamperfoelie vervult hier en daar de lucht met hare aangename geuren.
Nadat wij nu de herberg opgezocht en ons daar een weinig verkwikt hebben, nemen wij den terugtocht aan. Wij kunnen dien op verschillende manieren volbrengen. Wanneer wij namelijk den straatweg een eind in de richting van Nijmegen opwandelen, ontdekken wij in de nabijheid van het dorp Mook aan onze rechterhand een nieuwen zeer mooien grintweg, die Groesbeek met Mook verbindt. Hij veert ons in een klein uur naar Groesbeek terug.
De naam Mook herinnert ons, dat wij ons in de nabijheid van een belangrijke, maar noodlottige plek bevinden, uit de geschiedenis onzes lands maar al te wel bekend. Dat is de Mookerbeide, waar Graaf Lodewijk van Nassau met zijn broeder Hendrik en den keurprins Christoffel van de Paltz den 14 April 1574 het leven liet, nadat hunne troepen door de Spaansche overmacht waren verslagen en verstrooid. Evenmin als men na den slag de lijken der genoemde vorsten heeft kunnen ontdekken, bespeurt men hier eenig voorwerp, dat die gebeurtenis in het geheugen roept. Overigens zij hier in het voorbijgaan opgemerkt, dat de Mookerheide thans genoegzaam geheel in bouw- en boschland is herschapen, zoodat de Oud- Hollandsche verwensching >>Loop naar de Mookerhei!<< thans hare beteekenis verloren heeft. Wie met rijtuig over de Meerwijk en Groesbeek is gekomen, kan of denzelfden weg teruggaan, of den zoo even vermelden weg van Mook naar Groesbeek kiezen, of ook over Nijmegen huiswaarts keeren.
Wij slaan echter ditmaal een anderen weg in, alleen voor wandelaars toegankelijk, omdat wij nog het een en ander van den St. Jansberg en zijn omtrek willen zien.
Wij keeren dus van den Plasmolen naar den straatweg terug en zien daar voor ons een tweede herberg liggen.
Wij gaan aan de linkerzijde van huis en schuur om en weldra opent zich voor ons een klimmend pad, dat achter den op den heuvel geplaatsten molen en een tijd lang bijna evenwijdig met den straatweg loopt.
Zoodra deze weg de hoogte heeft bereikt, maakt hij een rechten hoek. Dit punt, de >>Kiekberg<< geheeten, doet zijn naam geen oneer aan. Wij slaan den boek om en gaan verder, altoos denzelfden weg volgend, die ons, nu rijzend, dan dalend, nu tusschen dichte bosschen door, dan langs valleien heen, eindelijk bij eene tot den Jansberg behoorende boerenhoeve brengt, vanwaar wij ons punt van uitgang zonder moeite vinden en den terugweg naar Groesbeek aannemen kunnen. Heeft men genoeg tijd beschikbaar, - wie den Jansberg goed wil zien, bestede daaraan een geheelen dag - dan kan men op twee verschillende wijzen daarin nog afwisseling brengen.
Ter linkerzijde van den zoo even beschreven weg strekt zich het Zevendal uit, dat men langs verschillende wegen kan bereiken en dat de moeite van een uitstapje in die richting wel beloont. Men zorge evenwel op den weg tusschen den Kiekberg en de hoeve, waarvan boven sprake was, weer terecht te komen. Ook kan men, bij het huis van den Jansberg teruggekeerd, in plaats van den weg naar de Grafwegen terstond weer in te slaan, in oostelijke richting achter langs het heerenhuis en de boerderij van het landgoed op het Rijkswald aanloopen. Aan het eind der laan gekomen, steekt men den weg, die langs den voet van het Rijkswald loopt, dwars over; men beklimt, een weinig rechts afslaande, den heuvel en bevindt zich dan op een punt, dat wij reeds vroeger beschreven, nl. het Himmelthal.
Van den heuvel afgedwaald, zoeke men in noordelijke richting den eersten dwarsweg op, die naar de herberg in de dichte nabijheid van het Wald voert, en keere zoo naar Groesbeek terug.
Daar wij toch van het >>Wald<< spreken, hierover nog een enkel woord. Dit bosch levert menige schoone partij op, vooral in de nabijheid van het dorpje Frasselt, dat ongeveer een half uur achter Cranenburg ligt. De herberg het >>Grünewald<< in bet bosch is eene goede pleisterplaats. Maar bovenal is bet dorpje Kessel, aan de Niers, daartoe aan te bevelen. Niet ver van hier lag eens het klooster 's Gravendael, de begraafplaats der eerste Geldersche hertogen. Nadat het in 1474 verwoest en door eene andere stichting, het >>Nieuwklooster<<, vervangen was, is dit in het begin dezer eeuw in eene Landwirtschaft herschapen. Voor eenige jaren was de grafsteen van den eersten stichter, graaf Otto III van Gelre, hier nog te zien. Wie een rijtoer door het Wald wil maken, ga het bij Groesbeek in en volge dan den rijweg van Gennep op Kleef tot aan de genoemde herberg of liever nog tot aan Kessel, om dan over Frasselt, Cranenburg en Wijler terug te keeren. Men kan dezen tocht ook bij Frasselt beginnen en over Groesbeek en Wijler huiswaarts gaan. Wandelaars door het Wald zullen wel doen, zich eene kaart aan te schaffen, waarop zoowel alle >>revieren<< (vierkante perken) als de hoofdwegen staan aangeduid. Daarmee gewapend, kan men niet verdwalen.
---
Bron: Delpher.nl
[i] De paardenstaartfamilie (Equisetaceae) is een familie bestaande uit sporenplanten die slechts één geslacht kent: paardenstaart (Equisetum)