Het is feest in het bos. En ik ben uitgenodigd. Jij trouwens ook. Je hebt geen entreekaartje nodig. En de dresscode schrijft alleen een paar stevige schoenen voor. Wat een november! De zon doet alsof het september is en ik doe gezellig mee. Wandelschoenen aan, jas open, neus in de wind. En daar zijn ze dan: de paddenstoelen! Ze dansen een extra rondje en ik geef ze geen ongelijk.
Waar ik in de stad misschien eens een eenzame zwam zag, struikel ik hier bij wijze van spreken over ze. Of ik nu over de Mookerhei struin, op de Sint-Jansberg, in het Zevendal of gewoon langs het water, overal zie ik hun hoedjes tussen de feestelijk gekleurde bladeren en het groene mos uitsteken. Van die rood-met-witte exemplaren die zo uit een sprookjesboek zijn gestapt of geheimzinnige grijze bolletjes die er al eeuwen lijken te staan en speldenknopjes die me nieuwsgierig aankijken, alsof ze zeggen: zie je wel, wij waren er al voordat jij kwam. En dan heb je nog van die scheve types die eruit zien alsof ze tijdens dit feestje al iets te diep in de dauw hebben gekeken.
Misschien is het dat zachte weer, misschien gewoon de magie van deze plek - maar dit jaar lijkt het wel alsof de paddenstoelen niet willen ophouden met groeien. Ik loop er tussendoor en de glimlach op mijn gezicht wordt steeds breder. Wat wonen we hier toch mooi. Zelfs de paddenstoelen weten het. En als de natuur zo feest viert, ben ik graag haar gast.
Novella