Onze gemeente heeft veel waardering voor de huidige burgemeester. Bij zijn herbenoeming was het toch een stuk ingetogener dan bij een voorganger die in 1872 in de maand april werd herbenoemd. Hierbij moet wel vermeld worden dat het de derde herbenoeming was. In 1860 werd hij voor het eerst benoemd en volgde hij zijn oom G.W. Gossens op.
Hierbij een ingezonden brief die op 20 april 1872 in het Venloosch Weekblad verscheen.
INGEZONDEN. Mook, den 12. April 1872.
Gisteren wuifde aan de huizen der ingezetenen de nationale driekleur. Het gold den geachten Burgemeester H. Cooijmans, die als dusdanig herbenoemd, op het Raadhuis geïnstalleerd werd. Des avonds bragt de liedertafel Euphonia ZEd. eene serenade bij fakkellicht. Een lid dier vereeniging hield de volgende aanspraak : Edel Achtbare Burgervader, Het zij ons vergund, UEd. onze vreugd, onze opgetogenheid te toonen over uwe herbenoeming als Burgemeester van Mook en Middelaar, en de verschuldigde eer te bewijzen voor de gansche gemeente, maar in het bijzonder van ons gezelschap. Uwe uitmuntende hoedanigheden, uw ijver in het bestuur, uwe naauwgezetheid in de administratie, uwe toewijding aan de algemeene belangen, uw beleid in de leiding der burgers, dwingen ons, hoogachtend en dankbaar hier te verschijnen, en ons te kwijten van onzen zoeten burgerpligt. Uw gewigtig ambt heeft U zware en netelige lasten en zorgen opgelegd, die Gij met mannenmoed getorscht hebt. Geheel aan de gemeenten hebt Gij U gewijd, 32 jaren diendet Gij haar trouw en onvermoeid als Secretaris; 12 jaren bestuurdet Gij haar met roem als Burgemeester. Gij hebt de gemeente lief gekregen, ook zij heeft U lief; zij is aan U verknocht; zij hangt U aan als aan een dierbaar vader, als aan een vader, wien het heil van al zijne kinderen gelijkelijk ter harte gaat. Geen wonder, dat ons gezelschap er trotsch op is, U, Burgervader, reeds eene halve eeuw tot lid ‚- tot ijverigste, bekwaamste, ‚- mag ik zeggen, waardigste medelid gehad te hebben, omvermoeid, voorbeeldig in het beoefenen en uitvoeren der schoone zangkunst. Onverpoosd zorgen voor den bloei en de welvaart der gemeente; ijverig behartigen de belangen der ingezetenen, zelfs van den allergeringste; helpen en teregtwijzen ; raden en vermanen; bemoedigen en troosten; door nood gedrongen, met weerzin, maar vaderlijk straffen; orde en regt tot heil van het dierbaar Vaderland handhaven; ‚- ziedaar de taak, waarvan Gij U zoo schitterend gekweten hebt. Wij vreezen niet, dat wij te stout zijn, door te beweren, dat Gij enkel voor uwe natuurgenooten, voor uwe onderhoorigen, voor de uwen, voor God geleefd hebt. En zouden wij dan niet juichen in de koninklijke keuze, die, ten derden male, U is ten deel gevallen? Ja, dank, openlijk dank zij daarvoor aan onzen geëerbiedigden Koning. Moge God U nog lang de noodige kracht verleenen in het vervullen uwer ambtspligten; moge Hij U den bloei en vooruitgang der gemeente doen aanschouwen ; moge de goedkeuring, de hoogachting en dankbaarheid der burgers uw loon zijn. Mogen, onder 's Hemels zegen uw pogen, uwe welgemeende bemoeijingen gedijen en overvloedig vruchten afwerpen voor het tegenwoordige en het volgende geslacht; mogen onze naneven, uwe gedachtenis zegenend, nog deze vruchten smaken; mogen al de burgers veilig en gelukkig onder uwe hoede voortleven. Dat de gansche wereld weten dat Mook zich verblijdt in uwe derde aanstelling als Burgervader. Ten slotte wenschen wij U het geluk, dat Gij steeds den troost moogt ronddragen, dat Gij uwe beste krachten, uw leven tot heil van het menschdom besteed hebt.
Leve de Koning!!!
Leve de Commissaris des Koning!!!
Leve de Burgemeester!!!
Bron: Delpher.nl