Tegenwoordig zijn we onthand als de stroomvoorziening uitvalt. Hoe anders was dat zo’n honderd jaar geleden in onze gemeente. De electrificatie – in die tijd werd dat zo gespeld - van de gemeente moest nog beginnen. Aan de hand van met name krantenberichten is te achterhalen hoe dat proces is verlopen. We doen er in delen verslag van. Anders wordt het een te lang verhaal. Hierbij dus deel 1.
Wat achtergrond
De basis van de elektrificatie in Limburg ligt in de Staatsmijnen. Met de Mijnwet van 24 juni 1901 werd beschikt dat van staatswege in Limburg kolenmijnen zouden worden geëxploiteerd. Op 1 mei 1902 werd de door de staat gefinancierde onderneming Staatsmijnen in Limburg opgericht. In 1906 ging de Staatsmijn Wilhelmina te Terwinselen van start. Bij die mijn was een elektriciteitscentrale in gebruik, met name om het eigen bedrijf van stroom te voorzien. Al snel werd ingezien dat elektriciteit ook van nut kon zijn voor andere doeleinden, met name voor verlichting. Daarom werd in 1909 de Maatschappij tot Verkoop van den Electrischen Stroom der Staatsmijnen in Limburg opgericht met het doel om stroom, die door de centrale der Staatsmijnen zou worden opgewekt, over Zuid-Limburg te verdelen.
Zij begon in 1910 haar bedrijf met twee ondergrondse kabels, die de centrale der Staatsmijn Wilhelmina met de gemeente Maastricht verbonden, en die tevens dienden om de stroom aan tussengelegen dorpen te leveren. In 1910 werden in dat jaar de gemeente Gulpen aangesloten en via verkregen concessies werd direct aan de verbruikers geleverd in Meerssen, Simpelveld en Wittem, terwijl van de „Electriciteits-Maatschappij Valkenburg", die sinds jaren een gelijkstroom.net in de gemeente van dien naam exploiteerde, alle aandeelen werden opgekocht.
Het net heeft zich in de loop der tijd uitgebreid en had in 1924 al een lengte van 483 kilometer. De langgerekte vorm van de provincie maakte de levering vanuit één enkele centrale bezwaarlijk. Daarom werden in de volgende jaren ook contracten gesloten met de gemeente Venlo, die dan voorlopig de stroom die voor het middengedeelte der provincie nodig is levert. (Bron: Wikipedia en Gedenkboek uitgegeven door de N.V. Provinciale Limburgsche Electriciteits-Maatschappij in 1935).
Electrificatie Noord-Limburg
Hoe zat toen met de elektriciteitsvoorziening in Noord-Limburg en met name in onze gemeente? Op 12 augustus 1920 verscheen er in De Gelderlander een ingezonden brief met de volgende tekst:
Electrisch licht uit de Automaatton?
Men schrijft ons uit Mook:
“Al jaren is er naar verlangd, door het Dagelijks Bestuur der gemeente en door particulieren is alles aangewend, om eindelijk ook het genot en de voordeelen te verkrijgen der electrificatie en nu de kabel der Nijmeegsche Centrale in Mook ligt, nu …. vindt het gemeentebestuur het licht te duur!
Zou het niet rechtvaardig en verstandig zijn, als de raadsleden het voor zich zelf en de gemeente te duur vinden, omdat ze het genot en de voordelen niet kennen, het eindoordeel over te laten aan de inwoners? Stijgen hierdoor de uitgaven belangrijk, dan is de raad verantwoord tegenover de bevolking, en wij weten zeker, dat wij ons lampje dezen winter te Nijmegen vullen en …. niet bij de Automaat!
Deze brief lijkt effect te hebben gehad, want op 3 mei 1921 weet De Maasbode te melden dat de gemeente Mook “een leening aan gaat van f 47.000 voor scholenbouw en electriciteitsvoorziening.” Kort daarna schrijft Limburg Koerier (12-07-1921): De gemeenten Mook en Gennep droegen de Stroomverkoop mij het beheer van haar electriciteitsbedrijf op. Begin 1922 meldt dezelfde krant (06-01-1922): “De kabel van Mook naar Gennep is nagenoeg geheel gelegd en zal binnen zeer korten tijd in gebruik genomen worden.”
Dat elektriciteit niet alleen voor verlichting werd gezien blijkt uit een bericht in Provinciale Noordbrabantsche en 's Hertogenbossche courant van 10 juli 1923:
MOOK, 10 Juli. Naar wij vernemen zal door den heer P. Gommans aan den Plasmolen een Korenmolen worden gebouwd. Op een door hem aan den gemeenteraad gericht verzoek tot electrificatie van dezen molen werd goedgunstig beschikt. Door aansluiting aan het electriciteitsnet zullen ook de andere omliggende gebouwen van deze gelegenheid gebruik maken.
De aanleg van de kabel in Noord-Limburg leidde in andere delen van Limburg wel tot discussie. In de raadsvergadering van 15 oktober 1923 in Maastricht bijvoorbeeld stond op de agenda ‘Stroomverkooping, voorstel tot wijziging der overeenkomst met de Stroomverkoopmij’. Jansen gaf bij de bespreking van dit agendapunt, aan ‘bezwaar te hebben tegen het ingevoerde streven om den stroom tot in de verste hoeken van Limburg te brengen’. Paris heeft bezwaar dat wordt mede betaald aan de kosten van electrificatie van de andere delen van Limburg. Schaepkens van Riempst betoogde dat electrificatie van Mook gaat op kosten van Maastricht. (Limburg Koerier 16-10-1923).
Die aanleg in onze gemeente kost dan ook wat en dat zet de gemeenteraad weer aan het denken:
De begroting voor den aanleg van een electrisch net in deze gemeente, is naar wij vernemen, geraamd op f 20.745. Wegens deze hoge kosten heeft de gemeenteraad besloten, de electrificatie ter plaatse nog eenigen tijd uit te stellen. (Nieuwe Venlosche Courant 21-04-1925).
Toch blijkt er sprake te zijn van enige progressie, getuige dit bericht in de Limburger Koerier van 27-03-1926.
UIT NOORD-LIMBURG
Electriciteit en waterleiding.
HET R. I. P. DER OLIELAMP.
Ook in Noord-Limburg wint de electriciteit al meer en meer veld en geraakt de goede, oude aardolielamp met den dag meer in discredit. Voor 'n tiental jaren terug dacht men in deze streken nog niet aan het “witte licht", en zelfs de plaatsen als Gennep, Ottersum en Mook kenden geen andere verlichting dan die, welke door middel van aardolie werd verkregen. In den loop der laatste jaren is er ten dezen opzichte heel wat veranderd en verbeterd. De Limburgsche Stroomverkoop-Maatschappij heeft sinds 'n vijftal jaren de drie noordelijkste gemeenten van Limburg van electriciteit voorzien en daarmee is ongetwijfeld in een behoefte voorzien, - een behoefte, welke na het gewoon raken aan electrische verlichting thans duidelijk gedemonstreerd werdt. Hoeveel strijd heeft het toendertijd - toen het voorstel tot electrische verlichting in de respectievelijke raden aan de orde kwam - niet gekost. Want de raadsleden, al mochten ze ook van den ouden stempel zijn, zagen wel in, dat electriciteit voor hun gemeente nog zoo'n kwaad ding niet was, en degenen, die twijfelachtig stonden tegenover deze “nijiigheid", werden zoodanig overreed, dat ze zich er mee accoord verklaarden. Daarbij moesten zij zich neerleggen bij de gunstige berekeningen, die deskundigen hun voorlegden. Waren er gemeentenaren, die zich spontaan voor aansluiting aan het electriciteitsnet verklaarden. Niet allen zagen het voordeel er van in, - ook niet al werden in iedere woning drie lichtpunten gratis aangelegd. ‘t Kon een strop hebben, dachten ze, en als streng-conservatieven hielden ze de petroleumlnmp in eere en keken onderwijl de kat uit den boom. Met de electriciteitvoorziening kregen de dorpen een geheel ander cachet. De “gloeiende pitten" die zeer dun slechts op de voornaamste hoeken geplaatst en achter bewalmde vensters blaakten en waarmee de lantaarnopsteker - een functionaris, die onder de hand tot de oudheid gaat behooren - heel wat werk had, kwamen onder den hamer en werden gedrongen door de moderne electrische lampen.
Positief is dat op 12 mei 1926 gemeld wordt door de Limburg Koerier:
‘Het lichttarief werd verlaagd van 45 op 40 cent, het enkeltarief voor kracht van 32 op 26 cent per KWU en het dubbeltarief 25-6 op 22-6'.
Dat de burgemeester van Mook en Middelaar toen tevens burgemeester van Ottersum was, bleek voordelen te hebben.
Raadsvergadering Ottersum. Besloten wordt een leening aan te gaan van f 29.000 ten behoeve der electrificatie Zelderhei. Ven etc. De gemeente Mook stelt een kapitaal van f 26.000 à 4 1/2 % ter beschikking (Limburg Koerier 06-09-1926).
Het lijkt erop dat eind 1926 er in ieder geval in Mook elektriciteit was. In Plasmolen en Middelaar in ieder geval nog niet, dat blijkt uit de berichten vanaf 1927. De volgende week daarover meer.
Wil je weten hoe Plasmolen in het licht werd gezet, klik dan hier
Bron: Delpher.nl