Mei is de maand van de herdenking van alle gevallenen in de Tweede Wereldoorlog; het is ook de maand waarin we stil kunnen staan bij het feit dat op 10 mei 1940 de Duitsers ons onverwacht land binnen vielen en dat dat voor een deel via Mookse grond gebeurde. De meeste van ons hebben dat niet meegemaakt. Daarom is het van belang kennis te nemen van verhalen uit die tijd. In De Zuid-Willemsvaart, een regionale krant die van 1881 tot 1944 uitgegeven werd in Helmond, van 18-05-1940 wordt een ooggetuige verslag gedaan van twee leerlingen van de kweekschool in Mook. Uiteraard mochten geen negatieve dingen gezegd worden over de Duitse invallers. Het waren zulke vriendelijke, beleefde mensen, aldus deze krant. Onder de kop:
Veilig en wel weer thuis.
De belevenissen van 2 Helmondsche meisjes te Mook.
worden hun ervaringen weergegeven
Donderdag zijn de jongedames Mia Vorstermans en Nelly van Mierlo, die in de kweekschool „Maria Immaculata" der Zusters franciscanessen te Mook bij den inval der Duitsche Weermacht in de eerste vuurlinie zaten, veilig en wel in de ouderlijke woning hier ter stede teruggekeerd. Eerstgenoemde heeft ons haar belevenissen op levendige, onopgesmukte wijze verteld.
Donderdag 9 Mei was nog een heel gewone kostschooldag met normalen rooster en toen 's avonds de bel voor de nachtrust luidde, deed niets vermoeden dat deze spoedig zoo angstig zou worden verstoord. Mook ligt, zooals men weet, aan de overzijde van de Maas op nauwelijks een half uur van de Duitsch-Nederlandsche grens. Omstreeks half een in den nacht werden de meesten der ongeveer 50 Zusters en 60 pensionarissen van het klooster gewekt door ontploffingen, veroorzaakt door de Nederlandsche defensie bij het aanbrengen van boomversperringen enz. De zoo lang geduchte oorlog was vlak nabij!
De Overste en Zusters waren onverwijld in het gareel om nog te trachten een goed heenkomen het land in te zoeken, doch het was reeds te laat. De Overste kreeg nog even telefonisch verbinding met Nijmegen, doch een vertrek naar deze stad was uitgesloten. Te ongeveer half 5 droeg de Zeereerw. Rector een H. Mis op in de kapel, door alle huisgenooten bijgewoond. Kort na de H. Consecratie weerklonk een verschrikkelijke slag, welke het klooster op z'n grondvesten deed trillen. De dichtbij „Immaculata" over de Maas liggende spoorbrug was door de Nederlandsche militairen opgeblazen De ruiten in het klooster bezweken nagenoeg alle en ieder begreep onmiddellijk, dat een langer verblijf levensgevaarlijk zou worden. Ordelijk werd de kapel verlaten, dekens en 'n kleine hoeveelheid eerste levensbehoeften werden door zusters en pensionairen in allerijl gehaald, de bejaarde zusters naar beneden gedragen en fluks werd de straatweg langs het klooster overgestoken om de wijk in de aangrenzende bosschen te nemen. Enkele in de nabijheid van het klooster wonende gezinnen trokken mee. Het doel was een te midden der bosschen gelegen onbewoond kasteel, dat door den eigenaar in geval van nood ter beschikking was gesteld. Bij aankomst aldaar bleek men in de consternatie de sleutels van het gebouw te hebben vergeten, doch een man werd bereid gevonden deze te gaan halen. De Eerw. Overste en 'n 4-tal zusters waren in het slot van het klooster achtergebleven. (Zij zijn er ook na de aankomst der Duitschers en de volledige bezetting van het klooster mogen blijven).
Men trof in de bosschen een kleine troep Nederlandsche militairen aan, die zich reeds vroeg in den Vrijdagochtend terugtrokken. Zoo goed en zoo slecht als 't ging werd 'n huisvesting in het Kasteel gemaakt. Het Allerheiligste was door een der Zusters medegedragen en werd in een zaal devoot geïnstalleerd. Enkele pensionairen maakten zich verdienstelijk met in de naaste omgeving hout te sprokkelen om melk te kunnen koken voor een baby en jonge moeder van een der meegevluchte gezinnen. Vanuit het Kasteel zag men in verschillende richtingen rookwolken opstijgen en hoorde men het gedonder van geschut. Omstreeks 8 uur in den morgen kwam een Duitscher te paard naar het kasteel gereden, spoedig gevolgd door andere ruiters en gemotoriseerde troepen! Daar het kasteel werd bezet en rondom geschut in stelling werd gebracht, namen allen de wijk de bosschen in op veiligen afstand der gevaarlijke vuurmonden. Weldra zag men groote legertroepen in de richting van de Maas trekken. Allen lagen plat op den grond en in greppels tusschen de boomen waar doorheen men de kogels hoorde fluiten. Dit waren angstige oogenblikken. Het gevecht duurde in deze grenszone niet heel lang, doch een werkelijke verademing kwam pas in den namiddag, toen de Rector van het klooster arriveerde. Hij deelde mede, dat de achtergebleven zusters tijdens het gevecht ongedeerd waren gebleven in het sousterrain en dat het klooster reeds geheel door de Duitschers was bezet. In den namiddag arriveerden een paar Nijmegenaren om hun familielid onder de pensionairen op te halen. Deze stad was zonder weerstand bezet. Een 6-tal meisjes waagde het mede naar Nijmegen te gaan. De eerste nacht werd doorgebracht in een paar bij het kasteel behoorende huisjes voor het personeel. In den loop van den avond kwam een Duitsche officier hier nog op inspectie en voegde kalmeerend de verontruste zusters en meisjes toe: Sie ruhen im Schütze Mutter Gottes ! Van slapen kwam begrijpelijk niet heel veel, ook al wegens het zware geronk der overvliegende Duitsche machines. Reeds Vrijdagmiddag waren de Duitsche troepen erin geslaagd een pontonbrug te slaan over de Maas tusschen Mook en Katwijk en daarover trokken groote legeronderdeelen Nederland binnen. Ook de Zaterdag werd in de bosschen doorgebracht. De Duitsche soldaten gedroegen zich zeer correct en verschaften bereidwillig drinkwater. De rector was intusschen erop uitgetrokken om voor allen onderdak te vinden bij de Paters Passionisten doch dit was dien dag nog niet mogelijk, zoodat de personeelhuisjes weer moesten worden betrokken. Op den Eersten Pinksterdag trok een aantal meisjes erop uit om met busssen drinkwater te gaan halen bij de pomp aan het oude stationnetje te Mook. De Duitsche soldaten waren de vriendelijkheid zelf en brachten de bus netjes bij de bivakkeerenden in het bosch. Op het (naar later gelukkig bleek looze) gerucht, dat Nijmegen gebombardeerd zou worden, vertrokken zusters en pensionairen 's namiddags naar het klooster der Paters Passionisten en verbleven sindsdien aldaar. Op tweeden Pinksterdag werden enkele meisjes uit Zuid-Limburg door verwanten per auto opgehaald en de anderen konden de volgende dagen geleidelijk vertrekken. Het behoeft niet gezegd, hoe blij ook onze jeugdige stadgenooten waren, weer veilig en wel thuis te zijn.
Bron: Delpher.nl