Afgelopen week hebben we allemaal tot onze verbijstering gehoord en gezien dat het Russische leger op bevel van dictator Poetin, Oekraïne is binnengevallen om dood en verderf te zaaien. Een situatie die zich ook in ons land ruim 80 jaar geleden voordeed. De meesten van ons hebben dat gelukkig niet meegemaakt, maar het is goed te beseffen wat zo’n brute daad tot gevolg heeft voor de mensen, huis en haard, en de dieren. Dat kan het beste door terug te kijken naar de situatie in onze gemeente aan het eind van de Tweede Wereldoorlog, een vergelijkbare situatie waar een deel van de Oekraïense bevolking de komende weken en maanden ook mee te maken krijgt. Dat terugkijken doen we aan de hand van een relaas in Trouw van 8 september 1945. Trouw deed toen verslag over de situatie in onze gemeente in een drietal afleveringen. We beperken ons hier tot de eerste, die over Middelaar gaat. Misschien komen we later terug op de andere twee. Door dit verhaal kunnen we ons nog beter voorstellen wat de oorlog voor de Oekraïners betekent. De enige hulp die wij hen kunnen bieden is geld over te maken op rekeningnummer 555, onderdak bieden aan vluchtelingen, of voorzien in goederen waaraan behoefte is.
Vanaf hier het relaas.
Een dorp wat geen dorp meer is
De meest noordelijke gemeente in Limburg is de gemeente Mook. Nadat ons hier op het gemeentehuis de kaarten waren getoond, waarop de verwoestingen in de verschillende graden waren aangebracht, kregen wij gelegenheid om de juistheid ervan met eigen oogen te controleeren. Het zwaarst getroffen gedeelte in deze gemeente is wel het dorpje Middelaar. Was het eens een dorpje van ruim 150 huizen, thans kunt u gerust zeggen: “het is niets meer". Heel dit, in een prachtige omgeving gelegen plaatsje, is verwoest! En dan totaal en grondig! Van de 700 inwoners zijn thans een 200-tal in het dorpje teruggekeerd, levende in de enkele noodwoningen of onder de meest primitieve omstandigheden in de resten van de kapotgeschoten huizen. Een dezer “huizen" traden wij binnen. Practisch bestond het heele woongedeelte uit een vertrek van misschien drie bij drie meter. En wat het huisraad betreft kan dit. Deze menschen hebben immers bijkans niets meer. Een enkele stoel, en een wrakke tafel, geen kast om een stuk kleeding in te bergen. Eet- en drinkgerei uiterst onvoldoende. In een vertrek van twee bij drie meter stonden vier ledikanten. Hier slapen acht menschen! Met een dak boven hun hoofd waardoor 's avonds de sterren duidelijk te zien zijn, maar waardoor ook de regen en de wind vrij spel hebben! Vier ledikanten in een dergelijke ruimte, een lekkend dak, tochtende muren en geen ruimte om het naar binnen stroomende hemelwater te ontwijken! Lezers denkt u zich dat eens in, denkt het u eens in wanneer u zich 's avonds te slapen legt in uw comfortabel bed in uw comfortabele slaapkamer!
---
De opbouw
En aan den opbouw, ook van dit dorpje wordt gewerkt. Maar hoe! Het grootste gedeelte der bewoners is in den omtrek, in andere minder zwaar getroffen gebieden ondergebracht. Iederen morgen komen ze in Middelaar terug om met verbeten moed te trachten hun geliefde woonplaats te herbouwen. Vaak moeten de menschen hiertoe een 20 kilometer loopen! Maar ze komen, komen om te doen wat hun hand vindt om te doen en dat is veel. Maar hoe zullen ze het doen? Voor timmeren is hout noodig, nu dat gaat nog, hout is er. Er is wrakhout wat nog verwerkt kan worden en voorts er zijn bosschen en daar groeien genoeg boomen. Wat er echter niet is, dat is een hamer, een nijptang, een bijl en een schaaf. Geen spijkers, geen pannen voor de daken, geen vervoermiddelen.
Lezers, begrijpt u iets van de moeilijkheden? Hier willen de menschen werken, ze willen bouwen aan hun geliefd dorpje. Maar ze kunnen niet. Deze menschen hebben (en is het zoon wonder?) een sterke liefde voor hun geboortegrond. Voor het plekje grond waar ze geboren werden, opgroeiden, zwoegden en ploeterden, maar waar ze gelukkig waren. En om de ellende nog grooter te maken, liggen er rondom het plaatsje uitgestrekte mijnenvelden. U kunt het dorpje bereiken. Langs de wegen, maar één stap naast den weg kan een wissen dood beteekenen.
---
Dood land
Bijkans in heel Noord- en Midden- Limburg is het bouwland in een wildernis herschapen. Overal staat het gewas van het vorige jaar nog op het veld. Geen boer die zijn land kan gaan bewerken. Bij honderden hebben de Duitschers hier de verraderlijke z.g.n. “boobytraps" gelegd. “Onze akkers staan te bloeien als onbewerkte steppen, de menschelijke zorg durft er zich niet aan te wijden. Tusschen het welig tierende onkruid loert de dood. Landmijnen! Duizenden landmijnen, die dagelijks slachtoffers maken." Zoo is de toestand in dit dood-arme land. Daar komt dan nog bij dat in den tijd toen deze streken onbewoond waren (alle bewoners waren geëvacueerd) de Duitschers maandenlang de volle gelegenheid hadden tot plundering op groote schaal. Niet alleen meubilair, linnen- en serviesgoed, maar ook alle landbouwwerktuigen als: ploegen, eggen, spaden en ander klein gereedschap, werden gestolen. Verder werden in dit deel van ons land na 1 Sept. 1944 alleen al 6000 paarden en 24000 stuks hoornvee naar Duitschland weggevoerd. In de gemeente Mook zijn geen paarden, geen koeien en ook al het pluimvee ontbreekt. Gelukkig zijn nu de vorige maand in Duitschland kaarten gevonden van de mijnenvelden. Maar het probleem van de landmijnen blijft om een oplossing roepen. Pas voor enkele weken is op een iets grootere schaal met het mijnen ruimen begonnen. Eindelijk zijn er Duitsche en Nederlandsche S.S.-troepen aangekomen, die onder leiding van de geallieerden met het opruimen der mijnen zijn begonnen. Maar nog gaat het veel te langzaam. Ten opzichte van het komende oogstjaar is Inspecteur Rooyakkers van de commissie Landbouw-herstel dan ook zeer pessimistisch gestemd. Voor het bebouwbare gedeelte cultuurgrond is bovendien geen mest aanwezig, mede als gevolg van het ontbreken van het vee.
---
Bron: Delpher.nl