In een onbewaakt moment vraag je je soms gekke dingen af zoals bijvoorbeeld: hoe heeft het aantal inwoners in de gemeente Mook en Middelaar zich eigenlijk ontwikkeld sinds het ontstaan van de gemeente in 1800? Helaas is die vraag voor dat jaar niet direct te beantwoorden. Er zijn wel gegevens vanaf 1855, het jaar dat het CBS is begonnen met het verzamelen van gegevens. Op historisch.cbs.nl zijn gegevens te vinden aan de hand waarvan een mooi beeld is te geven. Afbeelding 1 laat zien hoe de groei in het aantal inwoners zich in de tijd heeft ontwikkeld.
Ontwikkeling aantal inwoners
In 1855 woonden 1145 mensen in onze gemeente, in 1880 werd met 1332 inwoners voor het eerst de 1300-grens gepasseerd. Pas in 1904 waren het er 1404. Acht jaar later waren het er 1538. Aan het eind van de Eerste Wereldoorlog werd een record bereikt met 1821 inwoners. Het is niet uitgesloten dat een deel hiervan Belgische vluchtelingen waren, want in 1920 waren het er weer 1628. Het duurde weer tot 1930 voordat dat aantal van 1820 weer werd gehaald. Vijf jaar later waren het er 2022. Eind 1941 bijna 2100, eind 1944 bijna 2300. In 1945 telden we nog maar 1954 inwoners. In 1946 waren het er weer 2000. Pas 12 jaar later, in 1958, waren het er 2967. Acht jaar later (1966) konden er 4000 inwoners geteld worden. Om de 5000 te bereiken was slechts vier jaar (1970) nodig. In 1977 werd de 6000-grens overschreden. Begin 1987 de 7000-grens en in 2002 de 8000-grens. In 2010 zakte het aantal inwoners onder de 8000. Sinds 2016 is die daling omgeslagen in een lichte groei tot 7989 in 2021. Het is niet uitgesloten dat eind 2022 we voor het eerst weer boven de 8000 uitkomen.
Geboortes
De vraag is nu hoe is die groei tot stand gekomen? Laten we eerst eens kijken naar het aantal geboortes.
Afbeelding 2 laat zien dat het aantal geboortes een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de groei van het aantal inwoners. Het aantal geboortes sinds 1881 hebben we kunnen achterhalen. Tussen dat jaar en 1945 schommelde het aantal geboortes tussen 26 en 50 per jaar, met als gemiddelde 41. Tussen 1946 en 1955 waren het er gemiddeld 68. Tussen 1956 en 1965 69, de tien jaar daarna maar liefst gemiddeld 96; in de periode 1976-1985 zakte het tot gemiddeld 76, en steeg het weer tot gemiddeld 93 in de tien jaren daarna. Licht dalend tot gemiddeld 89 tussen 1996 en 2005. In de tien jaar daarna zakte het aantal drastisch tot gemiddeld 53. Tussen 2016 en 2020 ging het nog verder omlaag, naar gemiddeld 46, een aantal gelijk aan de periode 1881-1945, en dat met een veelvoud van het aantal inwoners. Een gelukkig, mogelijk bijeffect van de coronalockdown is dat in 2021 het aantal geboortes maar liefst maar 50 procent steeg ten opzichte van 2020, namelijk: 66.
Sinds 1881 zijn er in onze gemeente 8411 kinderen geboren.
Sterfgevallen
Tegenover geboortes staan natuurlijk de sterfgevallen. Afbeelding 3 laat zien dat hoe dat verloopt. Tot 1945 is het beeld redelijk stabiel. Gemiddeld per jaar sterven er 21 mensen. In 1945 als gevolg van de oorlogshandelingen zijn dat er 45. Daarna daalt het. Tussen 1946 en 1955 zijn het er gemiddeld 17, maar daarna gaat het aantal oplopen tot gemiddeld 20 in de periode 1956-1965, tot gemiddeld 27 in de jaren 1966-1975, tot gemiddeld 28 in de tien jaren daarna. Dan gaat het nog sneller. Tussen 1986-1995 sterven jaarlijks gemiddeld 37 mensen, tussen 1996-2005 gemiddeld 46, tussen 2006-2015 gemiddeld 49 en tussen 2016-2021 60, waarvan de laatste jaren zo’n 70 per jaar. Dat de aantallen stijgen is logisch gezien de toename van de bevolking en de toenemende vergrijzing. In totaal zijn er sinds 1881 3986 mensen in onze gemeente overleden. Afgezet tegen het aantal geboortes is er een duidelijk geboorteoverschot.
Geboorte- en sterfteratio
Natuurlijk is het zo dat het aantal geboortes en sterfgevallen niet los te zien is van het totale aantal inwoners. Als we het aantal geboortes afzetten tegen het aantal inwoners, krijgen we een geboorteratio (zie afbeelding 4, blauwe lijn). Duidelijk is de geboortegolf na de Tweede Wereldoorlog te zien die tot 1956 duurde (1948: 3,6 geboortes per honderd inwoners; 1956 1,9 per honderd). Rond 1972 zet echter een duidelijke daling in die pas in 1977 (1,2 per honderd) een beetje stabiliseert tot rond 2005 (0,9 per honderd). Dan zakt het aantal geboortes per inwoner verder (2012: 0,5 per honderd). In de jaren erna blijft het schommelen tussen 0,5 en 0,7 procent, met als ‘topper’ 2021 met 0,8 per honderd inwoners.
Zagen we zojuist dat het aantal sterfgevallen in de loop der jaren toenam in aantallen, maar wanneer we de aantallen afzetten tegen het aantal inwoners, dan is zoals afbeelding 4 (oranje lijn) laat zien er duidelijk sprake van een dalende lijn tot begin jaren 60. Daarna is de trend redelijk stabiel. De kans om te overlijden is ondanks de veroudering sinds 1881 duidelijk kleiner geworden. Wat de afbeelding ook laat zien is dat er heel lang sprake is van een geboorteoverschot, maar dat dat in 2012 verdwijnt.
Vestiging en vertrek
Een soort gelijk verhaal is ook te vertellen over vestiging en vertrek, een factoren die ook van invloed zijn op de inwoneraantallen. Afbeelding 5 laat de aantallen zien, en afbeelding 6 de verhouding ervan met het aantal inwoners. Tussen 1881 en 2021 vestigden 43018 mensen zich in onze gemeenten en 40442 vetrokken naar elders.
Bron: CBS