In 1951 worden de eerste contouren van de baggerwerkzaamheden zichtbaar. Het kanaal is dan al voor een kwart gegraven, de Mokerheide komt in zicht. Het Algemeen Handelsblad van 14-04-1951 geeft een beschrijving van de op dat moment actuele stand van zaken en plaats het geheel in een historisch perspectief, van de ouders van Karel de Grote tot de slag op de Mokerheide. De rozenteelt is niet van de grond gekomen maar de champignonkwekers van Mook "boeren" niet onaardig. Uiteraard wordt ook nog even herhaald wat de bedoeling van die ontzanding is.
Doorbraak naar de Mokerheide
Waar Karel de Grote's ouders elkander ontmoetten, bloeit een voor ons land nieuwe culinaire cultuur
Groots waterplan in wording
Meer dan twee jaar geleden, bij een persexcursie vanwege het ministerie van Wederopbouw, was er een burgemeester die terloops meedeelde, dat zijn gemeente grootse plannen koesterde. Hij sprak van een rozencultuur & la Grasse en van een millioenenplan, waardoor een bekend heuvel- en heidelandschap zou worden veranderd in een watersportcentrum. Burgemeester H. G. H. de Mulder van het Noord-Limburgse dorp Mook werd bij die gelegenheid met een mengeling van be- en verwondering aangehoord. Wat zou ervan komen vroeg men zich af. En ziet, vandaag-de-dag is een deel van de plannen reeds uitgevoerd. Ongeveer een vierde van een kanaal, dat de Maas met een toekomstig meer zal verbinden, is al gegraven en vóór het begin van deze zomer kan men - nu de aanvangswerkzaamheden van de fa. Rijnzand (gefinancierd door de Steenkolen Handels Vereniging) geslaagd mogen heten - de officiële “doorbraak naar de Mokerhei" verwachten. De opzet van het grote waterplan, door prof. dr ir Bijhouwer ontworpen, is tweeledig. Het is begonnen om zandwinning, waarvan het gehele land profijt trekt. Het mes snijdt hier zelfs aan twee kanten, want niet alleen heeft Waterstaat grond nodig om er de holten in de bodem van de Maas mee op te vullen, maar bovendien bevindt zich in de streek van Mook Rijnzand (afkomstig van Rijnmorenen), dat zich bijzonder goed leent voor bouwmateriaal en dat, na uitbaggering, voor niet te verwaarlozen bedragen (het gaat om millioenen!) wordt geëxporteerd, o.a. naar België, waar men deze specie thans reeds gebruikt bij de aanleg van havenwerken in Antwerpen. De gemeente Mook en Middelaar krijgt haar aandeel in de winst. Maar de aanleg van een kanaal, nodig om zand en grint van het afgravingsgebied naar de rivier te vervoeren, kan het voordeel nog aanzienlijk verhogen doordat het niet slechts voor industrialisatie-doeleinden nuttig is maar ook uit toeristisch oogpunt van groot belang. Men moet zich dat eens voorstellen: midden in het beboste heuvelland een meer (later twee meren zelfs) met een lengte van drie kilometer en een breedte van een kilometer, omgeven door sportvelden, kampeerterreinen, bungalows. Zoiets zal veel geld brengen in het nu nog vrijwel lege gemeentelaadje.
Het eerste meer zal bij Middelaar komen, in de onmiddellijke nabijheid van het hotel de Plasmolen, dat uit de as is herrezen; het tweede midden op de Mokerheide. Maar dit laatste is nog verre toekomstmuziek. Zeker tien of meer jaren nog zullen bulldozers zich een weg moeten banen door de zanderige heuvels van het landje, waar vele eeuwen geleden Bertha “metten groten voet" kennis maakte met haar latere echtgenoot Pepijn de Korte (vader van Karel de Grote) en waar in 1574 de befaamde veldslag werd geleverd. Er bestaat echter een kans, dat het werk minder tijd in beslag zal nemen, nl. indien men er grote haast achter wil zetten in verband met de industrialisatie. Op het ogenblik wordt, juist over dit vraagstuk, achter de schermen druk onderhandeld; er zit van alles aan vast. Wanneer men op de hoge Mokerschans staat en Mook, Maas en het wijde Brabantse land als een panorama van Hercules Seeghers voor zich ziet in de rijke glans van een der weinige opklaringen in deze sombere Aprilmaand, zou men niet vermoeden, dat daar zoveel moderne fantasieën worden uitgedacht en... verwerkelijkt.
Met de rozencultuur-fantasie is het echter niets geworden. Mook wordt geen Grasse, maar toch heeft het iets gekregen dat in ons land als een nieuwigheid kan worden beschouwd. Sedert een jaar bevinden zich in dit Noordelijkste stukje Limburg drie bedrijven, die zich speciaal bezighouden met het kweken van champignons. Zoals men weet worden ook in de mergelgrotten in het uiterste Zuiden dier provincie champignons gekweekt, doch in Mook geschiedt het op volkomen andere wijze. Liever dan een gewoon boerenbedrijf of een betrekking bij de een of andere industrie te aanvaarden, hebben zich verscheidene Noord-Limburgers graag bereid verklaard, zich op de champignonkwekerij toe te leggen. Daartoe hebben zij (toen dit nog mogelijk was, want sedert het begin van 1950 staat de minister zulks niet meer toe) de zgn. herbouwplioht van in de oorlog verwoeste boerderijen overgenomen en een nieuw bedrijf gesticht. De drie champignonkwekers van Mook “boeren" niet onaardig. Zij hebben er zelf wat geld in moeten steken, maar het resultaat van hun bedrijf is opmerkelijk gunstig, dankzij degelijke voorstudie, diepgaand wetenschappelijk onderzoek door dr en mevrouw Bels uit Wageningen en de ervaringen, welke de drie kwekers met één jaar geëxperimenteer hebben opgedaan. De plaatsen, waar de champignons groeien, doen denken aan bunkers: smalle gangen met aan beide zijden betonnen bedden (drie boven elkander), die zijn gevuld met paardenmest en Maasslib, afkomstig uit het nieuwgegraven kanaal. Waar het vooral op aankomt is de juiste temperatuur (65 gr. F.) en de juiste regeling van het vochtgehalte. Daartoe zijn de kweekschuren met gebruikmaking van allerlei moderne bouwmaterialen opgetrokken. In de vloer zitten kanalen voor de toevoer van verse lucht en in de zolder heeft men kanalen aangebracht voor de toevoer van warmte. Het champignonbroed (kegelvormige klompjes om te zien) komt grotendeels uit Engeland. Het groeiproces duurt aanzienlijk korter dan in de Zuidlimburgse grotten; de opbrengst is derhalve ongeveer tweemaal zo groot. De bedrijfsuitkomsten worden veelbelovend genoemd, op de Nijmeegse champignonveiling “doen" de Mookse producten het opperbest. Tweemaal per week worden de blanke bolletjes, die in geen gerenommeerde keuken mogen ontbreken, naar de geallieerde bezettingsmacht in Duitsland geëxporteerd; ook wordt veel naar restaurants in Amsterdam en de Gelderse steden verkocht. Iedere week gaan gemiddeld 120 kg. champignons uit Mook naar de veiling. Kortom, er zit iets in!
Is het te verwonderen, dat de zoon van Mooks schoenmaker in de kelder van zijn vader een kleine champignonkwekerij is begonnen? In dit aardige Maasdorp wordt aan de toekomst gedacht.
Onderschrift bij foto van champignonkweker
Een der Mookse champignonkwekers betast zijn producten in de vochtig-warme kweekplaats.