Op 11 november 1949 is het dan zover dat het contract getekend wordt voor “een der grootste zand- en grintwinningen, welke ooit in Nederland zijn ondernomen. Ten einde de behoefte aan zand en grint voor de Benelux-landen te dekken, zal een gebied woeste en minder waardevolle cultuurgrond worden afgegraven en veranderd in een watersportcentrum.” (Limburgsch dagblad, 26-11-1949). De ondertekening is groot nieuws; vrijwel alle landelijke bladen schenken er aandacht aan. Schatgravers kunnen aan de slag om de schat van de Mookerhei te verzilveren.
Hoe is het allemaal zo gekomen? De Maasbode van 02-12-1949 legt dat uit.
Schatgravers op de Mokerhei; Voor de toekomst: Deviezenwinst en attractief toerisme; Een stout plan wordt verwezenlijkt
Wist u, dat onze na-oorlogse armoede zo groot is, dat we op een beetje zand moeten kijken? Nu zal iedereen, die wel eens een natuurkundige kaart van Nederland heeft bekeken, direct zeggen, dat er in ons vaderland maar al te veel zand voorkomt, en te weinig goede vette cultuurgrond. Maar men moet onderscheid maken tussen zand en zand. Wat ons ontbreekt is scherp zand, zand waar men mee kan metselen, dat men in beton kan verwerken. Dat zand is schaars, zo schaars, dat in 1945 een uitvoerverbod moest worden uitgevaardigd, omdat het beetje dat we hadden, strikt nodig was voor de toen nog geringe wederopbouw. Van oudsher baggerden we ons metselzand op uit de grote rivieren: Rijn en Maas, maar geleidelijk is de stroomsnelheid van die rivieren verminderd, ze voeren geen zand en grint meer mee, maar fijn zand dat onbruikbaar is, en klei.
Het toeval kwam te hulp: reeds lang voor de oorlog stond er een kalkzandsteenfabriek onder Mook het landschap te bederven. Die fabriek verwerkte het zand uit de onmiddellijke omgeving en toen ze door de oorlogshandelingen in 1944 - de zoveelste slag op de Mokerhei - verwoest werd, ging men voort een beetje zand te graven. Want het merkwaardige is, dat een deel van de Mokerhei bestaat uit bruikbaar zand.
In opschudding
Maar nu is Mook en Middelaar in opschudding: ze hebben sinds enige jaren een jonge burgemeester, De Mulder, en die gaat Mook-Middelaar tot een welvarende gemeente maken. Zijn plannen zouden menige oude en bezadigde magistraat een beetje duizelig maken, maar deze plattelandsburgemeester zette door. Op een dag in 1947 kwam iemand bij hem met plannen om zand te gaan winnen, heel veel zand. Er werd gesproken over hoeveelheden zand, waar een gewoon mens naar van wordt. Men wilde heuvels, die vijftig meter hoog zijn, afgraven tot ze meren zijn geworden van vijftien meter diep. Dat kan als er maar kapitaal was en het landschapsschoon niet geschonden wordt, en de Waterstaat het goed vindt. En toen kwam Kees de Kroon uit Rhenen op het toneel, en nadat hij eens de zaak bekeken had, dacht hij niet lang na, en stapte in, zoals dat heet. Hij vertoonde iets, dat in Nederland van na de oorlog maar al te zeldzaam is: hij durfde risico te nemen, tonnen en tonnen. Er werd geboord, er werden ontwerpen gemaakt, het planbureau Van Keuen in Roermond werd onder de arm genomen en geleidelijk kwam men zover dat concessies werden aangevraagd. Dat was in Maart 1948. De ambtelijke molens gingen malen: langzaam, voorzichtig. Maar het aandringen van de burgemeester, van Kees de Kroon en zijn mannen wist toch klaar te krijgen, dat nu, in November 1949, het contract tussen de gemeente en de exploitant De Kroon werd getekend.
De Kroon richtte daartoe de Rijnzand- en grint-exploitatiemaatschappij op. Dat Planbureau Van Keuen komt in de persoon van Edmond Nicolas het grote plan mee presenteren, een gebeurtenis die het Limburgsch Dagblad van 01-12-1949 hult in traditie van zwarte piet.
VENLO, 30 Nov. (Limb. pers) - Nicolas - niet de Spaanse Sint, maar de ingenieur Edmond Nicolas: de in Roermond geboren auteur, die in zijn jongste werk “Wees toch gelukkig" vertelt hoe eenvoudig het is om gelukkig te zijn - speelde Dinsdag te Mook voor Zwarte Piet. De Sint was de burgemeester van Mook de heer H. de Mulder, die voor zijn gemeente een zand- en grintwinning “reedt" ter waarde van 250 millioen gulden. En genoemde Zwarte Piet was erbij om de landelijke pers te vertellen, dat deze gemeente toch wel bijzonder gelukkig was met dit zeldzame geschenk.
(...)
Waardevol natuurschoon blijft bewaard
Voor een deel zal het in de Mookerhei gebaggerde zand en grint verbruikt worden in het binnenland. Belangrijke hoeveelheden gaan echter naar het buitenland, onder andere naar België. Gevolgen: Verbetering van de deviezen-positie met tien tot twaalf millioen per jaar, verbetering van de bouwmogelijkheden, verbetering van de positie van binnenscheepvaart, met dertigduizend ladingen, en dergelijken.
VAN DE GLETSCHERS GEEN KWAAD
Maar het is vooral de gemeente Mook- Middelaar die er wel bij vaart, dat er zulk uitstekend Rijnzand in haar bodem zit. Tussen haakjes: dit zand heet niet Rijnzand omdat men meent dat Mook aan de Rijn ligt, maar omdat dit zand afkomstig is van de Rijn of van de Rijn-morenen. In hun tijd hebben de gletschers het daar neer gelegd. Men is die gletschers daar thans zeer dankbaar voor in Mook, want zonder er zelfs een hand naar uit te hoeven steken of een cent voor uit te geven, krijgt men nu van de exploitant van de baggermaatschappij voor elke uitgebaggerde ton acht cent. De burgemeester van Mook is echter die weelde niet naar het hoofd gestegen, want hij schat de opbrengst voor de gemeente bescheiden op drie-en-een-half millioen. Het zal twintig tot dertig jaar duren eer dit baggerplan (ontworpen door ir. van Keulen) geheel is uitgevoerd. Intussen zal de gemeente vrij spoedig noodlijdend-af zijn.
TWEE MEREN
Mook wil een natuurreservaat blijven! Als eenmaal het grint is weggebaggerd en daarvoor in de plaats een watersport- en recreatiecentrum zal zijn gekomen, zullen velen aan het vreemdelingenverkeer 'n boterham kunnen verdienen.
Begonnen wordt met het graven van een kanaal, direct achter de kom van Mook, uitmondend in de Maas. Over een lengte van 1500 meter zal dit kanaal gemiddeld 50 meter breed zijn en lopen in de richting van de Plasmolen (het bekende verwoeste hotel, dat nu opgebouwd wordt en 't volgend seizoen weer geopend zal zijn). Daarbij sluit aan een steeds breder wordend meer, met een lengte van drie kilometer en een breedte van één kilometer. In dit meer zal men te zijner tijd naar hartelust kunnen zeilen, kanoën, roeien en zwemmen. Als dit eerste object gereed zal zijn, zal plan nummer twee uitgevoerd worden, dat van kleiner omvang is. Ook hierbij zal een kanaal en een meer gegraven worden. Hierbij wordt niet gedacht aan de watersport maar aan het natuurschoon. Men wil een brok natuurschoon verkrijgen, dat enig is in het land. Over de details is men het nog niet eens.
De afgravingen zullen op sommige plaatsen door zeer dikke lagen gaan. Zo worden heuvels van zestig meter verwijderd en in hun plaats komt een diepte van vijftien meter onder het stuwpeil van de Maas. Al het oude natuurschoon - St. Jansberg en de Moker Schans - blijft ongerept. Er moet, volgens de overlevering, nog steeds een schat in de Mookerhei begraven liggen. Misschien komt die bij al dat gebagger wel tevoorschijn. Misschien ook niet! Maar tweehonderd vijftig millioen gulden is in elk geval meer dan niets!
De Maasbode van 02-12-1949 geeft een uitvoerigere beschrijving van wat er gaat gebeuren.
Achter, de kom van het dorp Mook zal een kanaal gegraven worden van ongeveer vijftig meter breed. Na ongeveer 1500 meter wordt dit breder en breder, tot een kilometer toe. De baggermachines en excavateurs zullen zich, al zand winnende, verder en verder in het land invreten, drie kilometer ver. Ze graven zich onder de weg Plasmolen-Middelaar door; geen nood, de exploitant zal er een brug moeten slaan. Van de Rivierduinen bij Middelaar tot de Plasmolen komt er één grote plas. Dat is pas de Hors d’Oeuvre, want de graafmolens hebben goede eetlust. Die hoeveelheid van het “Plan Middelaar”, zoo als het heet, wordt maar vijftien meter diep afgegraven; het is vlak, meest waardeloos land. Maar nu keren de gravers een eindje terug, tot vlak bij het begin van het nieuwe kanaal. Daar gaan ze een zijkanaal graven, onder de rijksweg Nijmegen-Venlo door; daar moet dan maar een bruggetje komen van een meter of zestig lang. Dat kost wel een slordige acht ton, maar De Kroon is er goed voor. Voorbij de rijksweg gaat het kanaal in de richting van de beroemde Mokerschans; de eerste de beste heuvel gaat eraan; die wordt meer, het Mokermeer. De Papenberg en de Mokerschans laten ze ongemoeid. De wandelaars kunnen nog hun hart ophalen, ook als Kees de Kroon zijn landhonger heeft gestild. Want dan worden deze meren overgedragen in eigendom aan de gemeente Mook-Middelaar, die daardoor voor het toerisme wel zeer attractief wordt: een merengebied, groot genoeg voor de kleinere zeilschepen, vlak bij bos en hei, aan de voet van charmante heuvels. En dat het werkelijk mooier wordt, daarvoor zorgt professor Bijhouwer uit Wageningen, die niet uitgepraat raakt over de heerlijkheden der toekomst. Hij is de man, die namens de gemeente Mook toezicht houdt op de plannen.
Het gaat dus om veel zand, veel werk, veel geld voor de exploitatiemaatschappij, de schippers en de staatskas, maar ook de gemeente Mook en Middelaar gaat er aan verdienen. Voorlopige schatting is 3,5 miljoen gulden, maar volgens andere kranten wel 4 miljoen. Wat kan er met dat geld gedaan worden? Burgemeester De Mulder heeft daar wel ideeën over, zo blijkt uit diverse kranten.
We vervolgen nog even met de Maasbode van 2-12-1949
Wat schieten we nu op met al die plannen? Wat winnen we er mee? Vooreerst krijgen we de beschikking, over 60 millioen ton goed zand en grint. Die zestig millioen ton moeten verscheept worden: 120.000 keer zal een binnenschip van 500 ton een vrachtje krijgen. Die boten zullen de Maas opvaren naar België, en frankskes binnenbrengen voor ons. Ze zullen de Maas, het Maas-Waalkanaal en de Waal afvaren, naar Rotterdam of Amsterdam, en verschillende overslagbedrijven zullen er een eentje bij winnen. De gemeente Mook-Middelaar krijgt ook een duitje: acht cent per ton grint of zand en met dat geld nu, wil burgemeester De Mulder zijn gemeente een ander aanzien geven, niet alleen ten gerieve der toeristen, die natuurlijk ook erg welkom zijn, maar vooral ten gerieve van zijn arme bevolking. Met die achterlijke grove landbouw moet het maar uit zijn. Ze gaan eerst aan het ruilverkavelen om een beetje orde te scheppen in de vreemde verhoudingen die er bestaan. En dan worden er gewassen verbouwd, die werkelijk thuishoren op deze grond. De tuinbouwdeskundigen hebben uitgemaakt dat aardbeien, zwarte bessen, frambozen en kersen er gekweekt kunnen worden, en rozen, vooral rozen om rozenolie uit te winnen. Wist u, dat dit een opbrengst geeft van ongeveer f5000 per hectare per jaar?
Tuinbouw in Mook
Natuurlijk voelen de boeren er nog niet veel voor; wat de boer niet kent, dat lust hem niet. Cursussen zijn natuurlijk erg mooi, maar ze komen niet naar cursussen. Dus heeft de burgemeester een paar tuinders uit andere streken overgehaald om een bedrijf in Mook te beginnen; tegen het voorjaar zijn hun woon- en bedrijfsgebouwen klaar, en dan begint de tuinbouw in Mook. Dat ze er champignons bij gaan kweken[i], vindt u natuurlijk gewoon, maar hier zal het gebeuren op een uiterst moderne manier, zoals nog nergens wordt toegepast. Prof. Van de Muyzenberg uit Wageningen heeft dat uitgedokterd; nauwkeuriger regeling van temperatuur en vochtigheid, en dus groter opbrengst En als dan de boeren in Mook zien, dat het gaat, dan zullen ze wel navolgen. Natuurlijk gaan er ook vijftig tot zestig man werken aan de graverij; dat zullen dus kleine boertjes, zijn, die arbeider worden, en hun grond is natuurlijk een waardevolle aanwinst voor de overigen. Tegen de tijd, dat de afgravingen klaar zijn (over een jaar of twintig, dertig) moeten die mensen ander werk krijgen; ze kunnen in huizen wonen, die te groot zijn, en dan pension houden of kamers verhuren aan zomergasten. Er zal natuurlijk wel een kalkzandsteenfabriek komen, waar zoveel zand is en eveneens een betonwarenfabriek. Misschien komt er nog een beetje lichte industrie, die past in de economie van het gebied, maar een industriedorp wordt Mook niet; daar voelt het gemeentebestuur niets voor. Mook blijft agrarisch en gunt de industrie graag aan Gennep, waar ze beter thuis is. Mook-Middelaar gaat de toekomst met minder zorg tegemoet: de schat van de Mokerhei, de legendarische rijkdom, is gevonden. Het zijn geen goudstukken of juwelen, het is gewoon, of beter, prima zand en grint, en zonder toverformules en bezweringen gaan Kees de Kroon en zijn mannen schatgraver worden.
De Mulder maakt naam in Nederland, getuige o.a. Algemeen Handelsblad van 30-11-1949
De burgemeester van Mook, de heer H. de Mulder, komt dan ook alle lof toe voor de energieke en voortvarende wijze, waarmede hij voor de uitvoering van het millioenenobject heeft geijverd.
Meer gedetailleerd schrijft Het Vrije volk: democratisch-socialistisch dagblad van 30-11-1949 over wat er met de opbrengst allemaal mogelijk is.
Dat (geld) heeft deze gemeente ook hard nodig, zoals burgemeester De Mulder ons vertelde. Het is armoe troef in zijn gemeente. Hij gaf dat ronduit toe. De landbouw is er ten minste twintig jaar ten achter. Het is daarom nodig, dat er wordt omgeschakeld naar fijnteelt: frambozen, zwarte bessen en champignons. Maar daarvoor is het weer nodig, dat de Mokenaren de grond onder hun voeten verkopen. (…) De gemeente Mook gaat met die millioenen het welvaartspeil van haar inwoners verhogen.
De drie meren, die daar mettertijd zullen ontstaan, zullen Mook tot een uniek centrum voor Vreemdelingenverkeer maken.
Om de keuterboertjes gelegenheid te geven goede huizen en pensions te bouwen, gaat de gemeente renteloze en rentedragende credieten verstrekken en bouwspaarkassen vormen. Ook een voorzichtige industrialisatie, naast die van kalk-, zand- en betonwaren, heeft de aandacht van 't gemeentebestuur. Die zand- en grintafgravingen betekenen een totale omkeer voor Noord-Limburg.
De Volkskrant van 03-12-1949 voegt daar nog aan toe:
Vier millioen gulden van de exploitatie-opbrengst vloeien af naar de Mookse gemeentekas: met dit geld gaat burgemeester De Mulder een bouwspaarkas voor de arbeiders vormen. Een gedeelte van de som wordt echter ook gebruikt als steun aan 189 onrendabele boerderijen en om te komen tot een meer intensieve teelt van bessen, aardbeien en andere fruitsoorten.
De opbrengst voor de gemeente is echter nog groter, volgens het Nieuwsblad van het Zuiden van 01-12-1949
De waarde der waterbouwkundige kunstwerken die aan gemeente en provincie moeten worden overgedragen, gaat twee en een half millioen gulden bedragen. De omzet van het gehele plan kan men met een bedrag van tweehonderdvijftig millioen gulden bij benadering tot uitdrukking brengen. Dit is de schat, waarnaar in Mook gegraven zal worden. De gemeente Mook echter zal, na het beëindigen der werkzaamheden nog een ander groot voordeel hebben. De uitgegraven gronden zullen een centrum voor watersport en tourisme vormen, dat direct toegankelijk is van de Rijksweg af en in goed bevaarbare verbinding staat met de Maas. Twee flinke meren met een strandbad, hotels, bungalows en kampeerterreinen in dit om zijn schoonheid bekende hoekje van Nederland zullen na verloop van jaren geschapen worden. Hierdoor zal dit Heuvelland bij de groene Maasvallei, daar, waar eens de latere Karel de Grote het hof maakte aan Berta met de grote voeten en later de vermaarde slag tussen Nederlanders en Spanjolen woedde, voor de “vreemdeling” ontsloten worden. Indien alle plannen van de Wageningse hoogleraar prof. Bijhouwer verwezenlijkt worden, zal dit nieuw geschapen gebied, aangepast aan de oude omgeving met de St. Jansberg en de Mookerschans, tevens een bijdrage tot Neerlands natuurschoon opleveren.
Bron: Delpher.nl
[i] Zie over de champignonteelt in de gemeente Historisch Molenhoek