Op 5 mei staan we stil bij het officiële einde van de oorlog in Nederland. Dit jaar is het 80 jaar geleden en de meesten van ons kunnen zich ternauwernood voorstellen welke invloed de oorlog met name ook op onze gemeente en haar inwoners heeft gehad. Daarom is het goed terug te kijken en aandacht te schenken aan een schrijven van H. van der Top, gemeentesecretaris en waarnemend burgemeester van Mook en Middelaar, van 5 mei 1945. Met zijn schrijven geeft hij een indruk over de situatie in Noord-Limburg en meer in het bijzonder in Mook en Middelaar. De aanleiding is een artikel in een van de kranten over de vernielingen aan de andere kant van de Maas. De brief spreekt voor zich.
“In de provinciale editie van uw bladen van 30 April en 1 Mei 1945 lees ik een verslag omtrent de vernielingen in Noord-Limburg. Tevergeefs heb ik gewacht of na de bevrijding van den westelijken Maas-oever OOK de oostelijke in het verhaal zou worden betrokken.
Ik had gehoopt de beschrijving WEL te zullen aantreffen want u zoudt - voor zoover mij bekend - de primeur hebben van een krantenverslag over het Noord-(oost-) Limburg.
Het zij mij vergund - er de aandacht van de lezers op te vestigen, dat het verslag van A.V. de ONVOLLEDIG is; A.V. is daaraan geen schuld, want hij vangt aan met de mededeeling, dat hij het gebied Vierlingbeek tot Blerick beschrijft, hoewel enkele plaatsen tot Noord-Brabant behooren. Het verslag moet ook al van ouderen datum zijn, want Venlo was ten tijde van zijn tocht nog een gesloten gebied.
Maar, om niet te veel plaatsruimte te vragen, wil ik tot mijn doel komen: de aandacht van geheel Zuid-Nederland te vestigen op de ontzettende vernielingen van Noord-Limburg oostelijk van de Maas.
In Mook is de aanblik ten noorden van het spoorwegviaduct vrij gunstig, maar even zuidelijk daarvan beginnen de verwoestingen. Plasmolen is met den grond gelijkgemaakt; het steenpuin van het eens zo aantrekkelijke hotel (1100 ton) is gebruikt voor den aanleg van een vliegveld. Hotel Buitenlust is eveneens verdwenen. Een spoorweg ligt midden door voormalige gebouwenrij.
Het uit historisch oogpunt zoo belangrijke Middelaar, dat vroegertijd den rivierovergang bij Cuijk en St. Agatha mocht beheerschen, is een open puinhoop. Dit is geen ijdele klank; het is bittere waarheid. Het geheele dorp zal moeten worden herbouwd, aldus de officiële gegevens. Een enkele boerderij zal tot stal kunnen dienen. En dit, terwijl de bevolking in October 1944 door de duitschers over duitschland naar Noord-Nederland is afgevoerd en ik verneem – grotendeels moet vertoeven in de omgeving van Utrecht en Amsterdam (Harmelen, Vleuten, Mijdrecht), terwijl hun pastoor op Kerstdag 1944 is gestorven na de ontberingen aan zijn duitsche gevangenschap en gedwongen vlucht voor het moordend granaatvuur.
In Mook is de schade ernstig. Het in 1939 gebouwde raadhuis – een juweeltje van bouw - is met de grond gelijkgemaakt. De gemeente bezit geen scholen meer: alle zijn uitgebrand, inclusief de leermiddelen. De oude kerk van Middelaar is eveneens een puinhoop. De pastorieën van Mook en die van Middelaar zijn verdwenen. De drie bakkerijen in Mook zijn weggevaagd.
Uit vele huizen zijn niet alleen de ramen, maar zelfs kozijntjes verdwenen, vloeren uitgebroken, plafonds uitgezaagd, deuren medegenomen voor stellingbouw, electriciteitsleidingen stukgereten, electriciteitsmeters door verregaand vandalisme vernield, telefoonnet voorloopig onherstelbaar vernield, trambanen door inslaande granaten ernstig beschadigd waardoor railverkeer zeer wordt belemmerd. De landerijen liggen vol landmijnen en - hoewel boze tongen het gemeentebestuur van inactiviteit beschuldigen- geen enkele officieele instanties ruimt ze op, maar vrijwilligers om ze op te ruimen melden zich niet aan, zoodat men dapper voortgaat met klagen ……. zonder zin.
Onzen tocht vervolgende komen we in Milsbeek, dat eveneens ernstig getroffen is.
Ook het schilderachtige Gennep heeft veel onder het granaatvuur geleden en bloedt uit vele wonden. Zwaar is ook het oorlogsleed in de gemeente Bergen. Kasteel of keuterboerderijtje: Het al-vernietigende oorlogsgeweld heeft niets gespaard. Vooral het dorpje Afferden is zwaar geteisterd. Afferden en Middelaar moeten de zwaarste getroffen dorpen van Noord-Limburg zijn. En de bevolking weet het niet, want ze vertoeft in het Noorden. Met in begrip van Venlo, zijn dit ongeveer 60.000 menschen, die niets vinden dan puinhopen.
Weet u, dat nu nog vele inwoners slapen op den grond omdat ze in het ruwe oorlogsgeweld in Noord-Limburg al hun have en goed verloren?
Weet U, dat in Middelaar van de 50 paarden overgebleven zijn 4, van de 11 veulens geen, van de 218 koeien 9, van de 233 stuks jongvee 3, van de 669 kippen geen en van de 429 varkens 1?
Weet U, dat alleen in de gemeente Mook en Middelaar 12% van de woningen en boerderijen vernield is en 7% onherstelbaar verwoest, dat is samen bijna 20%?
Weet u dat vele gezinnen nog onvoldoende eetgerei hebben en soms met twee of drie personen van 1 mes, lepel of vork gebruik moeten maken?
Weet u, dat gemeentebestuur doende is, voor de nog te verwachten 668 Middelaarse menschen, thans vertoevende in Noord-Nederland, het Landgoed De Mookerheide in gereedheid te brengen, maar dat er niet 1, zegge een, bed of matras is en ook niet te krijgen is?
Neen, er zijn nog vele dingen in Noord-Limburg welke u niet weet. Noord-Limburg voelt zich een met het overige rijksgebied, zeker, maar men vraagt zich wel eens af, of men vergeten is, dat het Limburg was, dat zich in 1918 om den troon schaarde, toen er revolutie dreigde. Datzelfde Limburg en dan wel in het bijzonder dat Noordelijkste deel ervan, roept bidt, smeekt om hulp. Hulp aan het Noorden: prachtig, noodig, het is zoo. Maar laten de instanties, welke hulp kunnen geven, ons o, zoo zwaar geteisterd Noord-Limburg toch niet vergeten.
Ik heb de rijksarchivaris in Limburg voorgesteld, van de verwoestingen in dit gebied een film te maken en mijn voorstel vond bijval, alleen het kostenvraagstuk is nog in studie. Mijnerzijds zijn van de vernielingen 10 foto’s gemaakt, welke te zijner tijd zullen worden gepubliceerd, van Middelaar worden ze dezer dagen gemaakt. Dit alles om te bewijzen, hoe hoog de nood in dit gebied wel is.
In het bovenstaande heb ik een oppervlakkig beeld van den toestand gegeven. Het is ook zeer moeilijk een levend beeld te geven, want als men van het Noorden komt en men is Mook voorbij, dan komt men in een niemandsland van verlaten wegen, verlaten en verwoeste boerderijen, geen verkeer dan alleen het militaire, geen burgers, die hun ervaringen kunnen vertellen, niets van dat alles. U ziet alleen: één stuk verwoesting. Dat is Noord-Limburg nu.
Moge overig Nederlandsch gebied Noord-Limburg niet vergeten. Hulp aan Walcheren is noodig, maar ook Noord-Limburg bloedt, bloedt en vindt nog steeds geen voldoende hulp.
MOOK, 5 Mei 1945.
H. van der Top,
gemeentesecretaris en wnd.-Burgemeester te Mook.”
Uit een ander stuk van Van der Top, van St. Jan 1945 (24 juni), getiteld ‘Bede om hulp voor bloedend Limburg’ krijgen we een preciezer beeld van de situatie.
Hij schrijft:
“Van de geheele woningvoorraad van 402 huizen en stallingen zijn er in de geheele gemeente 212 totaal vernield, terwijl nog een onbekend aantal moet worden afgebroken wegens onherstelbaarheid.
In Maart kwamen de Mooksche menschen terug van Brabant en België en zij vonden niet veel meer: hun huizen waren grootendeels vernield en wat niet vernield was, verdiende den naam woning niet meer. Plafonds uitgebroken, vloeren uitgezaagd, ……bedden meegenomen, glas was er niet meer. Men sliep (en slaapt nog) op den grond, op wat stroo, de meest gelukkigen hebben een stroozak van papier, welke de repatrieeringsdienst mij leende. Voor 2000 menschen kreeg ik 400 papieren stroozakken toegewezen. ….
Borden zijn een luxe. Evenzoo lepels, messen en vorken…..Tafels zijn er niet, stoelen evenmin, over kasten spreken we maar niet eens. Kinderen slapen in het stroo, baby’s in kistjes, op den grond. De ramen zijn dichtgespijkerd met hout. …”
Hij gaat verder nadat hij heeft verteld dat hij in verschillende steden in het noorden in de etalages heeft gekeken.:
“Die tafel, die stoel, u hebt er zooveel. Kunt er u er niet 1 missen? .. Stelt u zich voor, geachte lezer, 1 stoel uit elk gezin voor Noord-Limburg, … 1 tafel uit elke straat? 1 lamp uit elke buurt? 1 weegschaal uit elke zakenwijk?”
Verderop:
“Is het niet mogelijk, dat u moeder de vrouw aan wat potten en pannen helpt? Aan wat keukengerief? Neen het is hier niet meer. Wat zijn tenslotte 750 lepels voor 2000 menschen? …. Er bestaat goede hoop, dat er wat bier komt, maar waar halen we de glazen voor den kastelein vandaan?”
Dat was de situatie in 1945, een situatie die na de capitulatie verbeterd kon worden. Een situatie die we na 80 jaar ons bijna niet meer kunnen voorstellen. Bedenk echter dat een dergelijke situatie of erger zich nog steeds voordoet in de huidige oorlogsgebieden, zoals Oekraïne, Gaza, Jemen, Myanmar, Libanon. Laten we hopen dat ook door de mensen daar op korte termijn de bevrijding gevierd kan worden. En dat onze vrijheid niet wordt aangetast.
Bron: Archief gemeente Mook en Middelaar, in het Regionaal Archief Nijmegen