Drank en met name drankmisbruik was in Limburg en in mindere mate ook daarbuiten een probleem. Onlangs hebben we gezien dat het voor F.G.O. Cooijmans, burgemeester van Mook en Middelaar en eigenaar van een café, een reden was om bij zijn kandidaatstelling in 1904 voor de Provinciale Staten te vermelden: om mij zelve te vrijwaren voor de schande op den rug van den drankduivel de Statenzaal te zijn binnengedragen, om de verheffing van het Limburgsche volk, verklaar ik: niet te willen, dat door of onder den invloed van sterken drank mijne verkiezing wordt bevorderd.
Drankgebruik werd mede bevorderd door de aanwezigheid van ‘bierhuizen’ die in Noord-Limburg talloos aanwezig waren, zo blijkt uit een bericht uit de Nieuwe Venlosche Krant van 13-02-1909.
Telken jare wordt door heeren inspecteurs der Drankwet in hunne rapporten geklaagd over het groot aantal bierhuizen in de beide zuidelijke provinciën des lands, Noord-Brabant en Limburg. Maar vooral toch in Limburg. Men zal zich nog herinneren, dat eenige jaren geleden het Limburgsche Kruisverbond een interessant staatje bekend maakte, vermeldende het aantal drankgelegenheden in 87 Limburgsche gemeenten. Daaruit bleek, dat op elke 7 huizen van Limburg een drankgelegenheid voorkwam. In die 87 gemeenten waren namelijk 37700 huizen waarvan 1081 herbergen met en 4051 herbergen zonder vergunning, dus totaal 5137 drankgelegenheden. Ook voor Noord-Limburg vinden wij in dat staatje treurige cijfers vermeld. Bewijze het volgende:
Gemeente | Bewoonde huizen | Drankhuizen
| Totaal | Aantal bewoonde huizen voor één drankhuis | |
|
| Met verg. | Zonder verg. |
|
|
Helden | 740 | 17 | 82 | 99 | 7 |
Horst | 930 | 19 | 84 | 103 | 9 |
Kessel | 264 | 6 | 48 | 54 | 4 |
Meerloo | 313 | 6 | 52 | 58 | 5 |
Mook en Middelaar | 230 | 12 | 12 | 24 | 9 |
Ottersum | 368 | 10 | 17 | 27 | 13 |
Tegelen | 730 | 22 | 106 | 128 | 5 |
Venlo | 2421 | 82 | 153 | 235 | 10 |
Venray | 1094 | 33 | 104 | 137 | 7 |
Wanssum | 159 | 5 | 25 | 30 | 5 |
Derhalve is in een tiental gemeenten van Noord-Limburg, evenals in geheel Limburg zoo ongeveer, een drankgelegenheid op elke 7 huizen. Het Noorden der provincie behoeft dus voor de andere streken niet onder te doen. Nu zullen deze getallen in de laatste jaren wel eenige verandering ondergaan hebben. Maar, in ieder geval geen verandering ten goede. De drankhuizen, en in 't bijzonder de bierhuizen of verloven, zijn bijna overal in plaats van af- op groote schaal toegenomen. Men is ook na de herziening der Drankwet in 1905 in Limburg maar dapper op doorgegaan verloven te verleenen. En aan de nieuwe huizen, die in dorpen gebouwd worden, merkt men reeds dadelijk; dat zij meestal voor café moeten dienen. Meer en meer blijkt hoe glad verkeerd men in 1905 gehandeld heeft, door de bierhuizen onbelast te laten. Bij de laatste herziening der Drankwet, was aanvankelijk het plan van Dr. Kuyper, op de bierhuizen een recht te heffen ter hoogte van de helft van 't vergunningsrecht. Met uitzondering van de Limburger Koerier, die er zich onbegrijpelijkerwijze tegen verzette, werd dit voorstel in geheel de Limburgsche pers, en natuurlijk ook in de Venl. pers toegejuicht. Bij de Limburgsche bladen kwam zich de Hollandsche, o. a. de Tijd voegen, die 't voorstel krachtig verdedigde. Edoch, door de meerderheid der Kamer, die niet op de hoogte bleek te zijn met de toestanden in 't Zuiden des lands, werd Dr. Kuyper gedwongen, het voorstel in te trekken. En zoo kwam het gratis verlofrecht op de bierhuizen, waarvan wij thans de wrange vruchten plukken. Daarmede is echter de kwestie nog geenszins van de baan. Uit geheel de geschiedenis onzer nieuwe Drankwet blijkt duidelijk, dat zij weer spoedig zal moeten herzien worden. De voorstanders der bierhuisbelasting zullen dan andermaal hunne stem doen hooren. En waar in 1905 woorden niet voldoende bleken om de tegenstanders der belasting van hun ongelijk te overtuigen, daar zal thans eene treurige ondervinding, ook de tegenstanders doen besluiten tot het heffen eener belasting op de bierhuizen.
In onze gemeente was dus 1 op de 9 huizen een drankhuis. Het was dan ook een goede zaak dat de gemeenteraad in september 1908, ‘waarbij alle leden aanwezig waren behalve Wethouder Willems, die deze week op den dag dat hij 55 jaren wethouder van Mook en Middelaar was door een doodelijke ziekte werd aangetast’, volgens de Limburger Koerier van 26-09-1908, een besluit nam als punt 8 op de agenda: Circulaire kring Gennep Bond van Onderwijzers tot geheel onthouding ter uitreiking van waarschuwingskaarten voor ouders tegen drankgebruik. Wordt besloten tot aankoop en uitreiking.
Dit overigens nadat onder punt 6 was besproken: Adres der Fanfare om gratificatie voor hun Directeur ter belooning van zijn verdienste. Het lid W. Theunissen meent, dat de Fanfare al tevree kan zijn met de twee medailles. Het voorstel wordt in stemming gebracht en met het oog op den slechten toestand der kas afwijzend beschikt.
Dit voorstel van de Circulaire kring Gennep sluit mooi aan bij een ingezonden brief die in 1909 in de Nieuwe Venlosche Krant op dezelfde dag als de telling van de bierhuizen, verscheen.
Neem er even de tijd voor om dit prachtige stuk proza tot je te nemen. Zulke prachtige stukken verschijnen tegenwoordig niet meer in de krant, maar op deze wijze gelukkig wel op Maasburen.
De Vijand ! In 't gelid !
Daar heeft een stem weerklonken in ons gewest en ook daarbuiten; een stem in de paedagogische wereld en in die van 't onderwijs. Die stem gold het kind, want er dreigt den lieveling der 19de en ook der 20ste eeuw een geduchte vijand: die vijand is koning alcohol, 't Alcoholgevaar dreigt ook onze jeugd; geen wonder daarom, dat er een stem is opgegaan uit onderwijzers-opvoeders-kringen om 't kind te wijzen op en het te ontrukken aan 't drankgevaar. Die stem is wel niet geweest van dien eens roependen in de woestijn, maar toch: heeft zij wel genoeg weerklank gevonden? Zeker, eene tot nu toe nog kleine schaar van edele mannen, echte onderwijzers-opvoeders heeft aan die stem gehoor gegeven en is opgestaan om het kind onder hare hoede te nemen en het te waarschuwen tegen 't gevaarlijk trio van onzen tijd: drankzucht, drinkdwang en drinkgewoonten. Eere zij hier gebracht aan die dappere schaar: de Limb. Onderw. Club. Hier zij het woord gericht tot hen die nog geen lid zijn dier club. Waarom doen zij niet mee aan de beweging? Valt het hun zoo moeilijk een klein offertje te brengen voor de schoone zaak der drankbestrijding? Stellen zij geen belang in en hebben zij geen liefde voor het kind aan hunne zorgen toevertrouwd? Of zijn zij niet onderwijzer-opvoeder. 't Is toch in hun eigen belang en in dat van 't kind, als zij drankbestrijder worden. Vooreerst zouden wij hun als ontwikkelde lieden en voorstanders der wetenschap aanraden in hun eigen belang de Studie van het alcoholvraagstuk even ter hand te nemen en zij zullen tot de overtuiging komen, dat alcohol‚ in welken vorm dan ook‚ zeer degenereerend werkt op 't menschelijk organisme; dat de grootste geleerden uit onzen tijd, sterren aan den wetenschappelijken hemel, uit eigen ervaring duidelijk het verband tusschen alcohol en wetenschap aangetoond hebben en in dit verband den alcohol als een zeer groot beletsel voor de geestelijke ontwikkeling van 't individu beschouwen. Hun eigen ondervinding zal verder mee spreken; hebben zij dan geen personen gekend, die door het geregeld ge- en misbruik van drank diep ongelukkig zijn geworden; die lichamelijk en geestelijk zijn ten gronde gegaan en hun loopbaan jammerlijk gemist hebben? Door erkende opvoedkundigen wordt zelfs het denkbeeld geopperd, dat de christelijke onderwijzer-opvoeder‚ wil hij 't kind voorgaan in de drankbestrijding zelf geheelonthouder zij. Dit groote offer wordt niet gevergd, maar wel het kleine offer: mee te doen aan de drankbeweging door lid te worden van eene drankbestrijdersvereeniging en van de Limb. Onderw. Club. Moeten wij dan nog wijzen op 't groote belang voor het kind bij voorgaan des onderwijzers in de drankbestrijding ?
Om dit aan te toonen willen wij kort zijn en een greep doen uit het volksleven. Daarom volge hier één dier diep-tragische tooneelen, die zich vaak voor onze oogen ontrollen geen fictie, maar een tafereel in werkelijkheid.
De zwarte lijst meldt weer: te X. is een moord gepleegd. Och, daar wordt vaak zoo luchtig overheen gelezen; doch den gevoelsmensch gaat een schok door de leden bij het beschouwen van al 't tragische in eene moordgeschiedenis. Daar heeft een woesteling‚ onder den invloed van drank‚ het moordend mes getrokken en het geploft in 't hart van een vader, een zoon of een broeder. Het nog rookend bloed verft het lemmet en de handen van den moordenaar. Handenwringend en weeklagend omringen de naaste betrekkingen het lijk van den geliefden echtgenoot, vader of broeder. Stom van ontzetting aanschouwt de toegestroomde menigte eerst dit akelig schouwspel; daarna een kreet van afgrijzen, een kreet van woede tegen den pleger van zulk een gruwel, den verwoester van zooveel levensgeluk. Welk een ontzetting, welk een verwarring ! Er wordt geroepen, geloopen om geneesheer en priester. Beiden betreden het tooneel van moord en bloed, doch te laat!
De verslagene is niet meer; hij is de eeuwigheid ingegaan. Twee levens verwoest: 't slachtofter voor zijn tijd naar 't sombere graf, wellicht onvoorbereid en dood reeds voor Gods oog‚ en de dader ‚ met 't brandend Kaïns-merkteeken op 't voorhoofd ‚ uitgestooten, verbannen uit de samenleving. En toch, dien diepgevallene, dat ongelukkig slachtoffer van 't drankmisbruik heeft de onderwijzer eens als kind, onder zijne leiding gehad. Wellicht veel onheil, veel ramp ware voorkomen door 's meesters woord, door zijn‚ voorbeeld, door zijn voorgaan in de drankbestrijding. Daarom zij het hier nogmaals herhaald: Te wapen! De gelederen versterkt ! Nog eens : l'Alcoholisme, voila l'ennemi!" H. (Ingezonden)
Bron: Delpher.nl