Op 19 september j.l. verscheen in De Gelderlander onder de kop ‘Onderzoek toch geroofd Joods bezit in Berg en Dal’ een artikel waarin wordt gemeld dat een onderzoek wordt verlangd naar tijdens de Tweede Wereldoorlog geroofde Joodse bezittingen in de genoemde gemeente. Het betreft daar een woning in Groesbeek (Lindenlaan 12, gekocht door F. Kruse) en een weiland aan de Kouwedijk bij Ooij (gekocht door W.L. Bloem).
Hoe zit dat eigenlijk in onze gemeente? In de Duitse Verkaufsbücher, waarin is bijgehouden om welke goederen het gaat, wie de eigenaar was en wie de koper, staat in Mook en Middelaar één woning vermeld. Het betreft een woning in wat toen heette ‘In de hove A 59’. Het huis stond op naam van M. Jacobsohn-Cohen, een woonplaats wordt niet vermeld. Als koper staat vermeld: H.W.Paes, woonachtig op Berg en Dalscheweg 10 te Berg en Dal. De voorlopige koopdatum is 29-6-1942, de definitieve koopdatum is 29-8-1942. De makelaar die de verkoop regelde was Claase en de notaris waar de acte passeerde Roscam Abbing. De verkoopprijs was fl 4000, er werd een aanbetaling gedaan van fl 2669,25, de verkoopkosten bedroegen fl 120, de omzetbelasting fl 2,40, zodat netto overbleef fl. 2546,85. Het geld werd over gemaakt naar V.V.R. (Vermögensverwaltungs- und Rentenanstalt).
Hoe ging verkoop Joodse goederen?
De verkoop van het Joods onroerend goed ging in twee stappen. Joden moesten in augustus 1941 hun huis registreren bij de Niederländische Grundstücksverwaltung (NGV). Die Duitse organisatie besteedde het beheer uit aan twee Nederlandse, voor dat doel opgerichte organisaties: het ANBO en Nobiscum. Die mochten de beheerde panden 'vervreemden'. Dat betekende: ze namens de NGV verkopen. Om de afkomst te verhullen, werd het pand via de notaris, eerst verkocht aan een stroman. Op akte 1 stond nog wel de naam van de Joodse eigenaar. Daarna werd het pand door de tussenpersoon doorverkocht aan een particulier. Op akte 2 stond de naam van de stroman en ontbrak de naam van de oorspronkelijke Joodse eigenaar. Zo werd gemaskeerd dat het om Joods bezit ging. De notaris ving twee keer geld, hij had immers twee transportakten gepasseerd. Prijzen werden trouwens laag gehouden. Bij de transacties werd naast de officiële en geregistreerde prijs vaak zwart bijbetaald.
Wie betrokken bij verkoop van Joods bezit in Mook?
Wie waren de genoemde mensen, genoemd in de Verkaufsbücher? Laten we beginnen met H.W. Paes, de koper. H.W. Paes was in die tijd de grote ‘zandboer’, druk bezig om de Maas leeg te baggeren voor grind en zand, te leveren aan de Duitsers voor de bouw van de Atlantikwall. Zie ook dit verhaal op maasburen. Paes was tevens de districtleider van de N.S.B. te Nijmegen. Hij behoorde niet tot de grote opkopers van Joods bezit, getuige het feit dat hij maar drie keer voorkomt in de Verkaufsbücher.
Wie was Claase? B.J. Claase was makelaar, kantoorhoudend op de Van Spaenstraat 19 in Nijmegen. Hij was lid van de N.S.B., voorzitter van de ’Vakgroep tusschenpersonen in onroerende goederen Gewest Nijmegen’. Hij trad bij de confiscatie van Joodse panden in 456 gevallen als verkoopmakelaar op. Bijna alle in beslag genomen panden in Nijmegen gingen door zijn handen.
Roscam Abbing was notaris in Arnhem en heeft de verkoopaktes opgesteld van 181 in beslag genomen panden, een relatief klein aantal in vergelijking met Claase, maar daarbij moet gedacht worden dat Roscam Abbing maar tot in 1943 als zodanig heeft gefunctioneerd.
De familie Jacobsohn
Blijft over de eigenaar: M. Jacobsohn-Cohen. In Hoe was het toen?, het handboek voor de families in Mook en Middelaar in de jaren 1940, staat beschreven hoe de familie woonachtig In de hove A 59 eruit zag (p. 108). De familie Jacobsohn, bestaande uit Fritz Jacobsohn, zijn echtgenote (Martha) Selma Cohen en de kinderen Hans en Eva. Er staat ook de foto van het huis in.
In ‘Natuurlijk verbonden, 200 jaar Mook en Middelaar’ staat het lot van Martha kort beschreven (pag. 146). Zij werd in 27 oktober 1942 in overspannen toestand in Apeldoorn opgenomen en van daaruit in 1943 met andere patiënten op transport gesteld naar Auschwitz waar zij op 25 januari is omgebracht. Pas op 25 mei 1950 staat in de Nederlandse Staatscourant de mededeling:
Krachtens het bepaalde in artikel 2 van de Wet van 2 Juni 1949 ( Staatsblad no. J 227), is op heden 25 Mei 1950 vanwege de Minister van Justitie aangifte gedaan van het overlijden op de hieronder vermelde data en plaatsen van de daarbij aangegeven vermisten, zulks bij de ambtenaren van de burgerlijke stand van de gemeente waar de vermiste laatstelijk woonachtig was. Asd. = Amsterdam. — Won. = Laatstbekende woonplaats. — t = Tijdstip en plaats van overlijden. — O. = Oswiecim (Polen). — lg = Laatstelijk gehuwd met.
Op bladzijde 2 van de Staatscourant staat vermeld:
65239 COHEN, Selma Martha, 9 Nov. 1900, Duisburg (D.). Won. Mook en Middelaar, t 25 Jan. 1943, O., lg Jacobsohn, F.
In het standaardwerk over de Tweede Wereldoorlog in onze gemeente “In Swaeren Noodt’ (pag. 23 en 24) wordt ook aandacht besteed aan de familie Jacobsohn en hun lotgevallen. Bij het schrijven van de prachtige boeken over de Mookse geschiedenis is geen aandacht besteed aan de inbeslagname/verkoop van het huis van de familie Jacobsohn. Een reden om er nu aandacht aan te schenken.
Het toeval wil dat op de site van Historiek, online geschiedenismagazine, een uitvoerig verhaal staat over de familie Jacobsohn, met als titel ‘Geschiedenis van een Nederlands-Duitse familie en de Holocaust’ van de hand van Lutz Kaelber. Op basis van de eerdere Mookse publicaties, het artikel in Historiek en Duitse archiefbestanden is een goed beeld te vormen van de familie. De verschillende bronnen vullen elkaar hier en daar aan.
De publicatie is Historiek is zeer uitvoerig en met behulp van nabestaanden tot stand gekomen. Om een goed beeld te krijgen raad ik de lezer aan die te bekijken.
Op Historiek wordt beschreven wordt hoe Fritz, afkomstig uit Berlijn, geboren uit Joodse ouders op 28 februari 1901, in 1925 een eigen incassobureau annex kantoor voor juridische bijstand begon. Waar hij een kind (Hans) kreeg bij een niet-Joodse vrouw met wie hij niet getrouwd was. Na een huwelijk met een andere vrouw en een scheiding en een mislukte nieuwe liefde wist hij in 1933 uit Duitsland te ontsnappen naar Parijs. Daar ontmoette hij in 1934 een Joodse vrouw uit Duisburg, Selma Cohen.
Fritz slaagde er niet in een verblijfsvergunning in Frankrijk te krijgen en werd verbannen naar Saarland. Toen dat gebied door de Duitsers weer werd teruggepakt, zwierf hij rond in Duitsland. In 1935 trouwde hij in Duisburg met Selma Cohen. Omdat hij geen vast inkomen had regelde hij een huizenruil. Onroerend goed van Selma werd geruild met een huis in Mook. In december 1935 vertrokken ze naar Mook. Bij het huis aan de Maas behoorde een verhuurbedrijfje van kano’s en roeibootjes voor vissers. Het huis diende ook als kleinschalig pension. Later handelde hij in angorawol en kleinvee. Na de Duitse bezetting van Nederland in mei 1940 mocht Fritz vanaf 1941 zijn bedrijf niet meer uitvoeren. Hij omzeilde dit verbod door onder de naam van iemand anders het bedrijfje min of meer voort te zetten. Hij moest deze persoon hiervoor wel fors betalen. Fritz is op een gegeven moment ondergedoken. Hij heeft de oorlog overleefd maar werd in september 1944 in Mook gearresteerd, direct na de bevrijding. Fritz werd door een dorpsgenoot van verraad beschuldigd. Hij kwam in april 1946 vrij. In het vonnisafschrift staat dat de tegen hem geuite verdenkingen ongegrond bleken te zijn en hij hiervoor niet opnieuw in staat van beschuldiging kon worden gesteld. Hij was volkomen berooid, zijn huis was kapotgeschoten, leeggeroofd en door de gemeente toegewezen aan anderen die dakloos waren geworden tijdens de laatste oorlogsmaanden. Volgens ‘In Swaere Noodt’ is het huis in Mook, Villa Nuova, in de herfst van 1946 aan hem teruggegeven, maar herstellen was te duur. Twee jaar later, aldus 'In de Swaere Noodt’ kreeg hij een woning toegewezen op de hoek van De Hove en de Van Nijenheimstraat. Hij zou verhuisd zijn naar Amsterdam en daar? op 9 september 1975 zijn overleden. Hij is begraven op de Oude begraafplaats, Meester Nijhoffstraat in Heerde, samen met Gerrie Hols, met wie hij in 1959 is gehuwd (zie foto).
Hoe is het Hans, de oudste zoon van Fritz, vergaan? In februari 1942 verliet Hans, inmiddels 17 jaar, zijn woonplaats in een poging om via Zwitserland naar Engeland te gaan. Hij vertrok samen met een vriend uit Nijmegen (Simon Kok). Van het verzet kregen ze de opdracht mee om een brief in Luik af te leveren. Direct hierna keerde de vriend terug naar Nijmegen. Op basis van het inschrijvingsbewijs van Auschwitz weten we dat hij op 29 juli 1942 is gearresteerd in Delle (Territoire de Belfort). Vanuit Dijon werd hij doorgezonden naar het doorgangskamp Pithiviers op 22 augustus, en van daaruit naar Drancy op 25 augustus. Hierna werd hij op 28 augustus 1942 op transport gezet naar Auschwitz. Hij werd geselecteerd voor slavenarbeid in het werkkamp Blechhammer. Dat hield hem vooralsnog in leven. Op 1 april 1944 werd Blechhammer administratief een satellietkamp van Auschwitz. Hans Joachim stond vanaf toen geregistreerd als gevangene in Auschwitz. (zie afbeelding). Op 21 januari 1945 werd het Blechhammer-kamp opgeheven. Alle overlevende gevangenen moesten te voet op weg naar het concentratiekamp Gross-Rosen en later naar het concentratiekamp Buchenwald. Hans Joachim werd doodverklaard op 8 mei 1945. Zijn naam staat vermeld op de herdenkingsmuur van het Memorial de la Shoah in Parijs.
Dan hebben we nog Eva [1], de dochter van Fritz en Selma. Eva mocht sinds de herfst van 1941 al niet meer naar de (door de nonnen gerunde) kleuterschool in het dorp. In augustus 1942, op haar zesde verjaardag, zou ook zij verplicht zijn om de Jodenster te dragen. Fritz ging op zoek naar een veilige omgeving voor haar. Toen hij deze plaats had gevonden, liet hij een tante uit Zwitserland een prentbriefkaart sturen met het bericht dat Eva veilig bij haar was aangekomen. Hij rekende erop dat de postbode het nieuws wel in het dorp zou verspreiden. Het plan werkte perfect. In werkelijkheid was ze overgebracht naar een onderduikadres op de Veluwe bij Maartje van der Veen, een jonge vrouw van net 18 jaar. Eva overleefde de Duitse bezetting als Eva van der Veen. Voor deze daad werden Dirk, Berendje en Maartje van der Veen in 1984 door Yad Vashem geëerd met de onderscheiding “Righteous Among the Nations” (Rechtvaardigen onder de Volkeren). Eva is in 2018 overleden.
En het huis? Zoals hierboven al beschreven het huis aan De Hove A59 is in 1946 teruggeven aan Fritz die het later verkocht heeft.
Verder: het lijkt me een goed idee om voor onze Joodse burgers die in de oorlog zijn vermoord struikelstenen te plaatsen.
[1] In Historiek wordt Eva Sara genoemd.
Gebruikte bronnen:
Smijers, A.G.W.F. (2000): Natuurlijk verbonden. 200 Jaar Mook en Middelaar Natuurlijk verbonden. Stichting Heemkundekring De Grenssteen.
Smijers, A.G.W.F., J.J. Labro en G.A. Thijssen (1994): In Swaeren Noodt. De oorlog van 1940 tot 1945 in Mook, Middelaar en Molenhoek. Stichting Heemkundekring De Grenssteen
Rens, H.A.J. (2013): De vervolging van joden en Sinti tijdens de Tweede Wereldoorlog in de Nederlandse provincie Limburg. UVA
https://www.oorloginnijmegen.nl/images/PDF/2_40211_Beheerders_Joodse_panden_selectie_v0100.pdf
https://www.oorloginnijmegen.nl/images/PDF/Verkaufsb%C3%BCcher%20NBI%20Nijmegen%20(samenvatting)%20v0200.pdf
https://collections.arolsen-archives.org/en/archive/
https://www.online-begraafplaatsen.nl/zerken.asp?command=showgraf&bgp=638&grafid=321546&char=J