Een stadse boerin in een dorp 1949-1964 (laatste deel)
Naast de koeien hadden ze ook nog varkens en kippen. Als er biggen werden geboren moesten alle hens aan dek al was het alleen maar om alle biggen te behouden. Want als een zeug met haar volle gewicht op een big ging liggen werd die big geplet en dreigde het leven te verlaten. Zo zijn er verschillende biggen verloren gegaan. Truus moest wel eens mond-op-mond-beademing toepassen d.w.z. lucht in die kleine longen blazen totdat zo’n geplette big bijkwam.
Als de biggen en de varkens naar de markt in Nijmegen gebracht werden moesten ze met groene zeep geschrobd worden om ze er mooi blank uit te laten zien. Die groene zeep krijg je er bijna niet uit vanwege de vette samenstelling.
Toen OMO op de markt verscheen had Truus het snel bekeken. De biggen werden in een mand gezet, OMO overheen en dan de tuinslang erop. In het begin werd er ook nog gewerkt met paarden. Piet (haar man) had een ‘Canadees’ (van de Marshallhulp), een oersterk beest. Die werd op een gegeven moment weggebracht naar het slachthuis. Piet zelf bracht hem weg, bang dat hij was dat het paard doorverkocht zou worden. Truus zei dat Piet bij wijze van spreken nog gekker met dat paard was dan met haar. Het was ook een fantastisch beest.
Daarnaast hadden ze nog een ‘zwartje’, een volbloed Fries, een temperamentvol beest. Op een keer kwam Bart, de knecht, met dat ‘zwartje’ terug van het zaaien; de zaaimachine met ijzeren banden achter het paard. Bart had vergeten zijn bit in te doen bij het inspannen voor de terugtocht naar huis. Onderweg was het paard blijkbaar van iets geschrokken en sloeg op hol. Langs de boerderij ging het ratelend richting dorp; een eind verder liep het paard zich vast, op de plek waar een paar tellen daarvoor nog een aantal kinderen had zitten spelen. In totaal heeft Truus 15 jaar geboerd met haar man (van 1949 tot 1964). Door ziekte gedwongen werd de boerderij verkocht (aan de paters Passionisten) en heeft haar man in Oosterbeek een baan gevonden bij het Laboratorium voor Bodem- en Gewasonderzoek.
Einde